Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5297/TB, 15 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:15-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/5297/TB

betreft: [klager]            datum: 15 april 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L. Klewer, namens [klager], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 13 november 2019 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. L. Klewer om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar FPK De Woenselse Poort te Eindhoven (hierna: De Woenselse Poort) afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en hem is terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden opgelegd die is omgezet naar een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege.

Klager is bij besluit van 25 januari 2018 geplaatst in FPC De Rooyse Wissel.

Op 16 oktober 2019 heeft klagers raadsman verzocht klager over te plaatsen naar De Woenselse Poort. Verweerder heeft dit verzoek bij beslissing van 13 november 2019 afgewezen.

 

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. 

Er is sprake van een behandelimpasse in FPC De Rooyse Wissel. De behandeling komt niet van de grond. Klager heeft meer dan 100 klachten ingediend. Klager zit al maanden in afzondering waardoor kostbare behandeltijd verloren gaat.

Hem worden in de afwijzende beslissing ten onrechte zijn stoornis en gedrag verweten.

Klager wil voortgang in zijn behandeling in De Woenselse Poort, omdat deze instelling dichterbij zijn familie is gelegen. Zijn familie kan hem dan vaker bezoeken en meer ondersteunen bij de behandeling. Dit zou de impasse kunnen doorbreken.

Als overplaatsing naar een FPK niet mogelijk is, wil klager graag naar een ander FPC worden overgeplaatst. Hij wil vooruit met zijn behandeling.

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. 

FPC De Rooyse Wissel ziet geen behandelinhoudelijke redenen voor overplaatsing.

Los daarvan is overplaatsing naar FPK De Woenselse Poort contra-geïndiceerd. De indexdelicten hebben plaatsgevonden binnen de GGz Eindhoven, waarvan FPK De Woenselse Poort deel uitmaakt. Bovendien is het beveiligingsniveau daar ontoereikend.

 

4.         De beoordeling

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;
b) de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt, en
c) de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Regioplaatsing is volgens het door verweerder gevoerde beleid uitgangspunt bij plaatsing van ter beschikking gestelden. Als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is. Het is daarbij aan de instelling te bepalen in hoeverre het in het kader van de behandeling van belang zal zijn dat de familie van de ter beschikking gestelde daarbij wordt betrokken.

Blijkens de indicatiestelling van 18 januari 2018 acht het NIFP behandeling van klager in een FPC, dat beveiligingsniveau 4 heeft, aangewezen. Behandeling van klager heeft blijkens de stukken nog onvoldoende resultaat kunnen opleveren. Om die reden is de door klager gewenste overplaatsing naar De Woenselse Poort, een FPK met beveiligingsniveau 3, al niet mogelijk. Bovendien is De Woenselse Poort onderdeel van GGz Eindhoven, waar de indexdelicten hebben plaatsgevonden en zijn drie slachtoffers geregistreerd die in de instelling werken, zodat klagers plaatsing in De Woenselse Poort ook contra-geïndiceerd is.

Overplaatsing van klager naar een ander FPC is volgens de reactie van De Rooyse Wissel op klagers overplaatsingsverzoek behandelinhoudelijk niet geïndiceerd. Klager meent dat sprake is van een impasse, maar die mening wordt door De Rooyse Wissel niet gedeeld. Klager heeft na een aanvankelijk stabielere periode zijn samenwerking opgezegd. FPC De Rooyse Wissel ziet echter nog behandelmogelijkheden voor klager zodra zijn toestandsbeeld voldoende gestabiliseerd is en hij weer in samenwerking is. Volgens De Rooyse Wissel zou een overplaatsing naar een ander FPC het forensische patroon van klager niet doorbreken maar juist leiden tot conditionering/bevestiging van zijn gedrag (verzet om zaken af te dwingen) zodat van een overplaatsing behandelinhoudelijk juist geen meerwaarde wordt verwacht.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 15 april 2020.

 

 

            secretaris                                voorzitter                    

 

Naar boven