Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5062/TB, 30 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:30-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/5062/TB

betreft: [klager]            datum: 30 april 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. van Keulen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 22 oktober 2019 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. C. van Keulen om het beroep schriftelijk toe te lichten. Aan verweerder is bij e-mailbericht van 2 april 2020 verzocht om een nadere toelichting te geven op de daarin gestelde vragen. Op 8 april 2020 heeft de beroepscommissie een nadere toelichting ontvangen. De raadsvrouw van klager is in de gelegenheid gesteld hierop de reageren, van welke mogelijkheid zij gebruik heeft gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft beslist klager te plaatsen in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: Van Mesdag)

 

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Verweerder heeft op 22 oktober 2019 beslist klager te plaatsen in FPC Van Mesdag.

 

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. 

Klager is van oordeel dat hij beter kan worden geplaatst in de Woenselse Poort te Eindhoven. In de Pro Justitia rapportage, die is opgesteld in het kader van klagers strafzaak, heeft de psychiater vermeld dat klager lijdende is aan een stoornis binnen het autisme spectrum. Ook de forensisch psycholoog komt tot eenzelfde conclusie. Gelet op voornoemde diagnose heeft de forensisch psycholoog in haar Pro Justitia rapportage aangegeven dat het van belang is dat klager wordt geplaatst in een instelling met expertise op het gebied van autisme en psychose: bij voorkeur Trajectum Hoeve Boschoord, de Woenselse Poort of een vergelijkbare instelling.

Klager wil graag behandeld worden door een kliniek die expertise heeft op het gebied van autisme. Klager meent dat Van Mesdag niet de juiste instelling is die deze vorm van behandeling kan geven. Om die reden stelt klager dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de eisen zoals opgenomen in artikel 11 van de Bvt. Uit dit artikel blijkt dat bij plaatsing rekening dient te worden gehouden met de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt. Dit is volgens klager niet gebeurd gelet op het gegeven advies van de van de Pro Justitia rapporteur psycholoog.

Daarnaast heeft klager aangegeven dat hij twee keer is veroordeeld tot brandstichting, te weten in september 2013 waarna een PIJ-maatregel is opgelegd, en afgelopen jaar waarvoor de huidige TBS-maatregel aan klager is opgelegd. Klager heeft aangegeven dat hij niet in een omgeving wenst te worden geplaatst waar hij eventuele slachtoffers kan tegenkomen. Dit zou het resocialisatieproces binnen de TBS-maatregel niet ten goede komen. Klager vindt het dan ook onbegrijpelijk dat hij nu juist in Groningen wordt geplaatst, terwijl de eerste brandstichting in kliniek ’t Poortje in Groningen heeft plaatsgevonden. Anders dan verweerder heeft geoordeeld, vormt bovenstaande een belangrijke contra-indicatie voor plaatsing in Van Mesdag. Ook is de plaatsing in strijd met artikel 11, tweede lid van de Bvt onder (a) waar de eisen voor plaatsing zijn neergelegd ter bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen. Zeker wanneer klager slachtoffers/betrokkenen kan tegen komen in de regio van plaatsing dan kan dit een onwenselijke situatie met zich meebrengen die de veiligheid van anderen kan raken alsook de veiligheid van klager. Daarnaast ziet klager graag dat hij alsnog in de Woenselse Poort wordt geplaatst, nu klager na afloop van de maatregel zich graag in de omgeving Eindhoven wenst te vestigen. Met het oog op het resocialisatietraject heeft de Woenselse Poort ook om die reden de voorkeur van klager.

Door verweerder is niet gereageerd op de stelling dat de plaatsing van klager in strijd is met artikel 11, tweede lid  van de Bvt. Het is voor klager niet te begrijpen dat verweerder, blijkens het verweerschrift, onverantwoordelijke veiligheidsrisico’s wenst te vermijden, maar tegelijkertijd voorbijgaat aan het standpunt van klager dat hij problemen voorziet met het laten plaatsvinden van het verloftraject binnen de delictregio. Tegen die achtergrond heeft klager, anders dan verweerder stelt, voldoende onderbouwd dat hij graag in een andere regio, bij voorkeur in de omgeving Eindhoven, wenst te worden geplaatst. Wanneer klager in Eindhoven, dan wel in een andere regio ver buiten Groningen, wordt geplaatst, dan kan klager na afloop van diens TBS-maatregel zijn leven opnieuw vormgeven.

Wanneer de Woenselse Poort niet voldoet aan het benodigde beveiligingsniveau, is klager bereid zijn behandeling te vervolgen in FPC de Rooyse Wissel (hierna: De Rooyse Wissel).

Uit de reactie van verweerder op het verzoek om nadere toelichtingen wordt in het geheel niet duidelijk of het Informatiepunt Detentieverloop (hierna: IDV) daadwerkelijk contact heeft gezocht met de kliniek ’t Poortje, dan wel dat een geheel andere rechtspersoon op de hoogte is gesteld van de plaatsing. Mocht het zo zijn dat het IDV daadwerkelijk ’t Poortje heeft geïnformeerd en daarop geen bezwaren naar voren zijn gekomen, dan laat dit geheel onverlet dat mogelijk overige betrokkenen die destijds in ’t Poortje zijn geplaatst en met die eerdere brandstichting te maken hebben gehad, bezwaren hebben tegen plaatsing van klager in Van Mesdag. Voorts wenst klager zelf ook tijdens een eventueel verloftraject niet geconfronteerd te worden met mogelijke slachtoffers en of betrokkenen bij die eerdere brandstichting. Klager meent dat niet is uitgesloten dat bij een eventuele confrontatie met betrokkenen er represailles-acties zullen volgen. Deze risico’s dienen – zeker nu sprake is van een opgelegde

TBS-maatregel – te allen tijde zoveel mogelijk vermeden te worden. Daar komt bij, dat er wel degelijk alternatieven voor plaatsing in Van Mesdag voorhanden zijn. Klager is bereid - naast plaatsing in De Rooyse Wissel - ook naar andere opties te kijken, zoals plaatsing in FPC de Pompestichting. Ook deze instelling heeft het benodigde beveiligingsniveau 4.

 

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. 

De beslissing van 22 oktober 2019 is op goede gronden genomen. In het kader van de oplegging van de TBS-maatregel is door de psycholoog aangegeven dat het van belang is dat klager wordt geplaatst in een instelling met expertise op het gebied van autisme en psychose: bij voorkeur Trajectum Hoeve Boschoord, De Woenselse Poort of een vergelijkbare instelling. De psychiater heeft in zijn advies aangegeven dat in de loop van de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel is gebleken dat een strak gestructureerde omgeving die, naast voorspelbaarheid, een beveiligende behandeling biedt noodzakelijk is om intramuraal voldoende veiligheid te bieden. Een dergelijke bij klager noodzakelijke behandelomgeving wordt binnen een FPC geboden. Uit de indicatiestelling blijkt dat men adviseert om klager op te nemen in een FPC (beveiligingsniveau 4). De feiten op klagers Justitiële Documentatie bestaan voornamelijk uit agressieve incidenten. Van de elf feiten hadden er acht betrekking op geweld binnen een instelling, twee betrekking op diefstal buiten een instelling en een op brandstichting binnen een instelling. Het huidige delict van brandstichting wordt gedragskundig als een recidief delict gezien. Er is een zeer specifiek gedragskundig advies om klager in een kleine gespecialiseerde afdeling van een zeer hoog beveiligde FPC te behandelen. Een plaatsing elders wordt als onveilig gezien vanwege het risico op ernstige geweldpleging jegens personen. Van belang is dat de afdeling van plaatsing kleinschalig en individueel gericht is, en waar het afdelingsmilieu volledig is ingericht op het behandelen van mensen met een autismespectrumstoornis. Tegen deze achtergrond is beslist tot opname van klager in Van Mesdag. Deze instelling beschikt over het noodzakelijke beveiligingsniveau en is voldoende toegerust op de behandeling van patiënten met een autismespectrumstoornis. De Woenselse Poort beschikt niet over het noodzakelijk geachte beveiligingsniveau waardoor plaatsing aldaar onverantwoorde veiligheidsrisico’s oplevert. Daarbij komt dat de enkele niet nader onderbouwde wens om te resocialiseren in de omgeving van Eindhoven onvoldoende redengevend is om de bestreden plaatsingsbeslissing te heroverwegen.

Namens klager wordt aangevoerd dat resocialisatie van klager in de regio Groningen onwenselijk is in verband met slachtofferbelangen. Daarbij wordt gedoeld op een brandstichting door klager gepleegd in 2013 in 't Poortje. Namens verweerder heeft de Van Mesdag voorafgaand aan de plaatsing van klager contact  gezocht met het IDV in verband met mogelijke slachtofferbelangen. Het IDV heeft hierop aangegeven dat zij in deze zaak een rechtspersoon informeert, die is gelegen binnen een straal van 8 km vanaf de instelling. Het IDV geeft aan dat dit geen contra-indicatie vormt voor plaatsing in de Van Mesdag. Verweerder ziet hierin dan ook geen aanleiding om klager elders te plaatsen. De Rooyse Wissel beschikt wel over het voor klager vereiste beveiligingsniveau 4. Er bestaat alleen momenteel een aanzienlijke wachttijd voor opname in De Rooyse Wissel. Dit in combinatie met het feit dat sprake is van een gemaximeerde TBS maakt dat verweerder overplaatsing naar deze instelling niet in de rede vindt liggen.

 

4.         De beoordeling

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b) de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt, en

c) de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Uitgangspunt van het Beleidskader plaatsing TBS dwang 13 juli 2018 is dat de ter beschikking gestelde geplaatst wordt in een instelling binnen de eigen regio, tenzij sprake is van een contra-indicatie.

Klager meent dat plaatsing in Van Mesdag een onveilige situatie voor hemzelf dan wel voor anderen met zich meebrengt, nu Van Mesdag is gevestigd in Groningen en klager in 2013 is veroordeeld voor brandstichting in ´t Poortje te Groningen.

Uit de inlichtingen van verweerder volgt dat Van Mesdag voorafgaand aan de plaatsing van klager contact heeft gezocht met het IDV in verband met mogelijke slachtofferbelangen. Hierop heeft het IDV aangegeven dat zij in deze zaak een rechtspersoon informeert, die is gelegen binnen een straal van 8 km vanaf de instelling. Het IDV heeft aangegeven dat dit geen contra-indicatie heeft opgeleverd voor plaatsing van klager in de Van Mesdag. De kanttekeningen die namens klager worden geplaatst bij het bericht van het IDV en de stelling dat bij een eventuele confrontatie van klager met betrokkenen van de brandstichting in ´t Poortje er represailles-acties zullen volgen zijn niet nader onderbouwd en brengen de beroepscommissie niet tot een ander oordeel.

Een plaatsing in de Woenselse Poort, zoals voorgesteld namens klager, is niet mogelijk vanwege het te lage beveiligingsniveau. De Rooyse Wissel voldoet wel aan het vereiste beveiligingsniveau. Uit inlichtingen van de verweerder volgt echter dat een aanzienlijke wachttijd bestaat voor opname in die instelling. Nu aan klager een gemaximeerde TBS is opgelegd, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing om klager in de Van Mesdag te plaatsen ook daarom niet onredelijk of onbillijk is. Klager heeft bovendien niet nader onderbouwd waarom hij in de regio Eindhoven, Venray danwel Nijmegen wenst te resocialiseren en heeft ook anderszins geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid niet tot de bestreden beslissing heeft mogen komen.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. drs. L.C. Mulder, leden,  in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 30 april 2020.

   

 

            secretaris                                voorzitter                    

 

 

 

 

 

 

Naar boven