Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0088/GV, 13 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/88/GV

betreft: [klager] datum: 13 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 21 januari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 januari 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Hij wil graag op zeer korte termijn met verlof, omdat zijn vader zeer ernstig ziek is. Ter ondersteuning hiervan heeft klager in beroep een medische verklaring overgelegd.
Dat klager eenmaal niet van verlof is teruggekeerd, mag hem niet worden tegengeworpen, aangezien dat lang geleden is.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft recentelijk positief gescoord op een urinecontrole. Voorts is hij recentelijk niet teruggekeerd van een hem verleend verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Midden Holland, locatie Alphen aan den Rijn heeft ten aanzien van de verlofaanvraag aangegeven dat klager naar aanleiding van een eerder verleend verlof niet is teruggekeerd, hij op 23december 2003 positief heeft gescoord op een urinecontrole, maar zich overigens goed gedraagt binnen de inrichting.
De politie regio Utrecht heeft aangegeven dat verlof, gelet op de vele gepleegde strafbare feiten, grote maatschappelijke onrust te weeg zal brengen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens onder meer diefstal en afpersing. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van twee maanden te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op ofomstreeks 9 maart 2004. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van negen dagen en zeven dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kon in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager is op 20 juli 2003 van een eerder verleend regimair verlof niet teruggekeerd in de inrichting. Voorts heeft hij in december 2003 positief gescoord op een urinecontrole. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemdeomstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen.
Overigens wordt overwogen dat klager nog heeft aangevoerd met verlof te willen vanwege het feit dat zijn vader ernstig ziek zou zijn. Dienaangaande merkt de beroepscommissie op dat uit de overgelegde medische verklaring blijkt datklagers vader weliswaar een ernstige en ongeneeslijke ziekte heeft, doch dat diens situatie thans stabiel is en hij inmiddels ook thuis verblijft. Van een acute levensbedreigende situatie die thans zou nopen tot enige vorm vanverlofverlening is dan ook geen sprake. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4onder a en c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 13 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven