Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4586/GA, 19 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:19-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-19/4586/GA             

           

Betreft [klager]            Datum 19 mei 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 27 augustus 2019 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsvrouw, mr. N.M.E. Verpaalen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie behandelt beroepen gericht tegen beslissingen over dwangbehandelingen in beginsel op zitting. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus, leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager praat weliswaar op cel in verschillende talen tegen zichzelf, maar dat doet hij om de eenzaamheid een beetje te verdrijven. Hij is vereenzaamd door enkele (strafcel)plaatsingen. De handelingen die in de mededeling staan vermeld verricht klager uit verveling en niet omdat sprake is van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld. Er is geen sprake van drugsgebruik. Klager heeft geen dreigende houding.

De behandeling is niet noodzakelijk en disproportioneel. Klager heeft er behoefte aan om weer te kunnen sporten. Dat heeft hij al lange tijd moeten missen. Dit heeft zijn weerslag op klagers functioneren. Als klager zou mogen sporten, kan medicatie achterwege blijven. Ook wil hij graag uitzicht op beëindiging van zijn verblijf in afzondering. In een PPC wordt ‘afwijkend gedrag’ eerder gekwalificeerd als psychotisch, dan in een reguliere inrichting.

 

Standpunt van de directeur

Klagers psychiater heeft de directeur geadviseerd a-dwangbehandeling toe te passen. Dit is bevestigd door een tweede, onafhankelijke psychiater. Het voornemen tot toepassing is met klager besproken. Ook zijn de voorzitter van de Commissie van Toezicht en de advocaat geïnformeerd. Er is 72 uur gewacht na de voorgenomen beslissing. In afwachting van de schorsingszaak (RSJ 2 september 2019, S-19/2181/SGA) werd klager ook nog geen dwangmedicatie toegediend. De dwangmedicatie is in klagers behandelplan opgenomen. Aldus is aan de vereisten voor toepassing van a dwang-behandeling voldaan.

Volgens de behandelend psychiater is bij klager sprake van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld, dat mogelijk is geluxeerd door drugsgebruik (klager weigert urinecontroles, maar hij was in het verleden wel bekend met drugs), maar differentiaal diagnostisch kan ook aan schizofrenie of een schizoaffectieve stoornis worden gedacht. Klager vertoonde in toenemende mate vreemd gedrag. Hij praatte in zichzelf in verschillende talen, hij belde veel via de intercom, hij had natte handdoeken op de grond van zijn cel liggen en staarde indringend naar een lege muur. Hij provoceerde medepatiënten, was motorisch onrustig en sloeg met zijn hand en hoofd tegen de muur en tegen het touchscreen in de separeercel. Hij uitte doodsbedreigingen. Hij heeft eerder het antipsychoticum olanzapine gebruikt, waarop zijn toestand aanmerkelijk verbeterde.

Klager heeft – voor zover zijn gesteldheid en gedrag dat toelaten – voldoende contactmomenten met het personeel en medegedetineerden om niet te vereenzamen. Klager kan minimaal tweemaal per week sporten en dat deed hij ook. Ook tijdens de dagelijkse luchtmomenten is er de mogelijkheid om te sporten. Klager verbleef in de praktijk al enige tijd niet meer in afzondering, toen de beslissing tot dwangbehandeling werd genomen. Het is niet juist dat gedrag in een PPC eerder wordt gekwalificeerd als psychotisch dan in een reguliere inrichting.

 

3. De beoordeling

Op grond van het bepaalde in het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 46e in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de stoornis van de geestesvermogens de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Daarnaast heeft de directeur klagers behandelplan overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Klager is gediagnosticeerd met een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en met een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis (antisociale trekken).

Klager is meerdere malen veroordeeld voor geweldsdelicten jegens onbekenden. Er is sprake (geweest) van cannabisproblematiek, waardoor klager psychotisch kan decompenseren. Vanuit klagers psychoses laat hij zich agressief uit jegens anderen. Daarmee loopt hij ook het risico agressie van anderen over zich af te roepen. Klager heeft eerder gezegd 65 stemmen te horen, maakte een onberekenbare indruk en kwam achterdochtig en uitdagend over. Er zijn dan ook aanwijzingen dat sprake is van hallucinaties. Klagers psychotische toestandsbeeld is al meerdere malen opgeklaard na gebruik van antipsychotica, maar hij is niet gemotiveerd dit te gebruiken. Klager ontkent klachten te hebben.

Kort voor de toepassing van de a-dwangbehandeling vertoonde klager vreemd gedrag, onder meer door in zichzelf te praten in verschillende talen en indringend te staren naar een lege muur. Hij provoceerde medepatiënten en was motorisch onrustig. Daarbij uitte hij doodsbedreigingen.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beroepscommissie acht in dat kader niet aannemelijk dat het hebben van meer contact- en sportmomenten de problematiek afdoende zou verhelpen. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 19 mei 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. M. Keppels en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven