Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3696/GA, 9 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:09-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

BZT  v

 

nummer:         R-19/3696/GA

 

betreft: [klager]            datum: 9 april 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. F.F. Driessen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 2 mei 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Sittard, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. F.F. Driessen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het ten onrechte niet toekennen van bezoek zonder toezicht (BZT) aan klager (G-2019-000203).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager betwist dat hij niet zou hebben voldaan aan de voorwaarden voor het toekennen van BZT. Daartoe is aangevoerd dat de inrichting over méér documenten beschikte waaruit blijkt van een duurzame en hechte band tussen klager en zijn partner, terwijl de inrichting de beklagrechter niet van deze documenten op de hoogte heeft gesteld. Voorts betwist klager dat sprake zou zijn van fraude. In dit verband is aangevoerd dat het afdelingshoofd van de p.i. niet heeft toegelicht op welke wijze fraude zou zijn gepleegd en of die kennelijke verdenking van invloed is geweest op het uitblijven van de beslissing van de directeur. Bovendien heeft klager pas in het kader van het onderhavige beroep de inlichtingen dan wel opmerkingen van de directeur ontvangen op welke gronden de beklagrechter tot zijn oordeel is gekomen. De motivering om BZT niet aan klager toe te kennen is onvoldoende gemotiveerd dan wel onredelijk en onbillijk.

De directeur heeft als reactie op het beroep medegedeeld dat hij persisteert bij zijn verweerschrift en zich aansluit bij de beslissing van de beklagrechter.

 

3.         De beoordeling

Namens klager is verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

De beroepscommissie overweegt als volgt. Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Pbw, heeft de gedetineerde recht gedurende ten minste één uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen. In  Huisregels van de p.i. Sittard worden nadere regels gesteld omtrent het aanvragen van bezoek. De directeur dient bij de beslissing of het BZT van een gedetineerde wordt toegekend als bedoeld in artikel 3.8.1 van de Huisregels een individuele belangenafweging te maken, waarbij het gedrag van de betreffende gedetineerde kan worden betrokken.

Uit hetgeen door de directeur is aangevoerd leidt de beroepscommissie af dat het verzoek om BZT niet is toegekend, met name omdat klager een ‘officieel document’ vervalst zou hebben. De directeur heeft evenwel onvoldoende gemotiveerd waarom daadwerkelijk sprake zou zijn van fraude. Een enkele mededeling dat ‘klaarblijkelijk fraude’ zou zijn gepleegd, is daartoe onvoldoende. De beroepscommissie acht de beslissing van de directeur om BZT niet toe te kennen gelet daarop onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De directeur zal worden verzocht een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de overwegingen van de beroepscommissie.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.L. van Lijf, secretaris, op 9 april 2020.

                                                        

                         secretaris                                                      voorzitter

Naar boven