Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0242/GV, 13 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/242/GV

betreft: [klager] datum: 13 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 9 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 februari 2004 genomen – en op 5 februari 2004 aan klager uitgereikte – beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Klagers moeder wordt 16 februari 2004 65 jaar; er wordt een groot feest gegeven. Klager zou het enige kind zijn dat niet aanwezig is. Klagers verzoek is afgewezen, omdat hij eenpositieve urinecontrole heeft gehad. Hij weet echter zeker dat hij niets heeft gebruikt.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Incidenteel verlof wordt slechts verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer, waarbij de aanwezigheid van de gedetineerde noodzakelijk is. Volgens de Minister is daar in klagers geval geen sprake van. Hierkomt nog bij dat klager positief heeft gescoord op een urinecontrole.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Zwaag heeft bericht dat klager zich tijdens zijn detentie goed gedraagt. De beslissing op de verlofaanvraag laat de directeur over aan de Minister.
De geestelijk verzorger bij de penitentiaire inrichtingen Noord- Holland Noord, locatie Zwaag, heeft bericht dat het niet bijwonen van het feest misschien wel meer kapot maakt dan het oplevert. Het bijwonen van het feest kanconfronterend werken. Klagers detentie is allesbehalve een vanzelfsprekendheid voor klager en zijn familie. Daarnaast gaat het om een belangrijk feest.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van achtenveertig maanden met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 29 april 2006.

Krachtens artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in depersoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

De beroepscommissie is van oordeel dat het door klager aangevoerde argument, het willen bijwonen van het feest dat voor zijn 65-jarige moeder wordt gegeven, weliswaar een bijzondere gebeurtenis in de persoonlijke sfeer van klagerbetreft, maar niet een gebeurtenis waarbij klagers aanwezigheid noodzakelijk is in de zin van artikel 21 van de Regeling. Daar komt dan nog bij dat klager, wat er ook zij van het door hem op dat punt gevoerde verweer, positief heeftgescoord op een urinecontrole, terwijl zijn v.i.-datum nog ver verwijderd is (29 april 2006).

Tegen de achtergrond van het vorenstaande is de beslissing van de Minister tot afwijzing van klagers verzoek om incidenteel verlof niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenminals onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 13 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven