Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6580/GB, 25 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:25-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6580/GB             

           

Betreft [klager]            Datum 25 mei 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein of een PI in Noord- of Zuid-Holland.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 30 maart 2020 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht tot overplaatsing op grond van het regionaliseringsbeginsel. Verweerder miskent dat dit beginsel van toepassing is. Het wordt klagers raadsman onnodig moeilijk gemaakt om klager te bezoeken. Het enige wat tegenover het (met legitieme gronden onderbouwde) verzoek staat, is een niet onderbouwd standpunt van het Openbaar Ministerie (OM). Er lopen twee onderzoeken naar klager. In beide onderzoeken zit maximaal een handvol medeverdachten gedetineerd, van wie één in de PI Leeuwarden. Andere verdachten moeten mogelijk nog worden aangehouden. Het kan niet zo zijn dat er in heel West-Nederland geen inrichting is waar klager zou kunnen worden geplaatst.

 

Standpunt van verweerder

Klager heeft verzocht om overplaatsing, gelet op de reisafstand voor zijn advocaat, de omvang van de strafzaak, de afstand tot de rechtbank en de bezoekmogelijkheden. Het OM heeft negatief geadviseerd, op grond van het onderzoeksbelang in meerdere strafzaken. Onder verwijzing daarnaar heeft de inrichting eveneens negatief geadviseerd.

Toen klager verzocht om overplaatsing, verbleef hij nog maar drie dagen in het HVB van de PI Grave. Tot 3 januari 2020 waren hem alle beperkingen opgelegd. De bezoekmogelijkheden waren ten tijde van het verzoek dus niet relevant. Na opheffing van de beperkingen heeft klager meermaals familiebezoek gehad en ook zeer frequent bezoek van zijn advocaten. Klager stond niet op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/ maatschappelijk risico (de GVM lijst), maar wordt wel vervoerd met het Bijzonder Ondersteuningsteam (BOT).

Gedetineerden worden voor veroordeling in eerste aanleg bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst. Er dient echter ook rekening gehouden te worden met de aanwijzingen van het OM (artikel 21 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) in verbinding met artikel 15 van de Penitentiaire Beginselenwet. Het OM-advies is niet heel concreet, maar dat is ook niet noodzakelijk. Het OM hoeft onderzoeksbelangen immers niet prijs te geven ten behoeve van een overplaatsingsverzoek van een gedetineerde. In dit stadium van klagers strafzaak, mede bezien in het licht van samenhangende onderzoeken, weegt het OM-advies zwaar, zeker nu het beginsel van plaatsing in het arrondissement van vervolging juist ook het belang van OM dient.

Klager beschikt inmiddels over een telefoon op cel, zodat hij contact kan onderhouden met zijn advocaten. Hem wordt dus zoveel mogelijk de gelegenheid geboden om ongestoord toegang te hebben tot rechtskundige bijstand. Klager loopt geen concreet gevaar in detentie, al is dit ook niet uit te sluiten, vanwege de schok die het strafbare feit waarvan klager wordt verdacht – ook binnen de inrichting – heeft veroorzaakt. Hangende de procedure is klager in zijn cel aangehouden wegens de verdenking van een nieuw strafbaar feit. Er loopt dus kennelijk concreet strafrechtelijk onderzoek naar klager, ook buiten de zaak waarvoor hij op het moment van de bestreden beslissing reeds was gedetineerd.

 

3. De beoordeling

Klager wil graag worden overgeplaatst naar een inrichting in het Westen van Nederland, omdat hij dan dichter bij zijn advocaat en de rechtbank is gedetineerd – dit in het belang van de rechtspleging – en om gemakkelijker bezoek te kunnen ontvangen.

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst.

Vaststaat dat klager vervolgd wordt door het parket in het arrondissement Amsterdam. Het arrondissement Amsterdam beschikt niet over een HVB, maar het huidige HVB van verblijf ligt evenmin in de naaste omgeving van dit arrondissement. Met het oog op de bedoeling van artikel 24, eerste lid, van de Regeling liggen diverse inrichtingen dus meer voor de hand voor klagers verblijf. Er kunnen zich evenwel redenen voordoen om af te zien van een overplaatsing naar een van die inrichtingen. Verweerder stelt dat daarvan sprake is, omdat het OM in zijn advies heeft aangevoerd dat onderzoeksbelangen zich verzetten tegen klagers overplaatsing. Het OM schreef in zijn advies van 13 januari 2020:

“Op dit moment in het onderzoek zal het OM niet instemmen met overplaatsing van verdachten van PI. Een en ander houdt verband met de onderzoeksbelangen van meerdere onderzoeken. Mogelijk komt dit in een later stadium anders te liggen.”

De beroepscommissie acht dit advies in deze beginfase van het lopende strafproces voldoende zwaarwegend om klagers verzoek te kunnen afwijzen. Klager wordt immers in verband gebracht met meerdere strafrechtelijke onderzoeken naar zeer ernstige feiten (liquidaties). Het is daarbij goed mogelijk dat het OM de details, waaronder de namen van eventuele medeverdachten en de inrichting(en) waarin zij verblijven, (nog) niet kan en wil prijsgeven. Onder deze omstandigheden kan het (summiere) advies van het OM op dit moment de conclusie dragen dat klager niet naar een inrichting in Noord- of Zuid-Holland of de PI Nieuwegein kan worden overgeplaatst. Alhoewel duidelijk is dat een kortere reistijd voor klagers advocaat wenselijk is, is de vestigingsplaats van een advocaat volgens vaste jurisprudentie in beginsel geen grond voor een overplaatsing (recent RSJ 16 april 2020, R 20/5877/GB). Nu klager inmiddels beschikt over een telefoon op cel, waarmee hij ook met zijn advocaat kan bellen, behoort de deels telefonische voorbereiding van het strafproces tot de mogelijkheden, in aanvulling op de bezoeken van de advocaat aan de PI. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 25 mei 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. T.B. Trotman en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven