Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0089/GV, 9 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:09-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/89/GV

betreft: [klager] datum: 9 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 21 januari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 januari 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten. Bij brief van 3 februari 2004 heeft klager gereageerd op de reactie van deMinister.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager heeft voor zijn administratiekantoor in verband met bezoeken aan de fiscuszeker vier, liefst doordeweekse, dagen nodig om zijn bedrijf echt te kunnen redden. Hiervoor offert hij zijn regimair (weekend) verlof op. Klagers bedoeling is om dit verlof te verplaatsen naar de dagen voor 10 maart 2004.Belastingaangiftes dienen vóór 1 april ieder jaar ingeleverd te worden. Tot nu toe hebben de rechter en het bureau selectiefunctionarissen hun medewerking gegeven aan voorafgaande verlofverzoeken. Dit om derden, dat wil zeggenklagers administratieklanten, niet de dupe te laten worden van klagers detentie en ook om klager na zijn detentie een inkomen te laten behouden. Eerder verlof heeft geen nut gehad als deze strafonderbreking geen doorgang kan vinden.Het regimair verlof van februari kan klager niet verplaatsen omdat zijn vader, die 70 jaar oud is en het aan zijn hart heeft, dan geopereerd wordt. Klager had de strafonderbreking tevens willen aanwenden voor het etentje dat zijnouders geven op 10 maart 2004 ter ere van hun 50-jarig huwelijk. Klager kan dit niet bijwonen door het regimair verlof te verplaatsen, omdat hij dit verlof alleen mag verschuiven als hij een dag van het weekend erbij neemt en hijkan dus niet op een woensdag verlof hebben. Klager is van schorsingen voorlopige hechtenis altijd netjes op tijd teruggekomen. Ook is tegen klager geen rapport opgemaakt. In de inrichting, waar klager thans verblijft, zittenzelfstandige ondernemers die hun straf gefaseerd uitzitten. Dit alles om hun bedrijf te kunnen redden. Als klager eindigt zonder bedrijven, inkomen, dan is hij dubbel gestraft. Klager komt vanaf half mei 2004 in aanmerking voorplaatsing in een p.o.i..

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft eenmaal eerder strafonderbreking gehad om zijn zaken te regelen. Tevens heeft hij regimair verlof. Klager kan een verzoek aan de directeur doen om het regimair verlof te verschuiven. Wanneer klager een dag voor zaken deinrichting moet verlaten, kan hij om incidenteel verlof vragen aan de directeur.

Omdat klager zijn verzoek tot strafonderbreking rechtstreeks aan de selectiefunctionaris heeft verzonden, zijn terzake geen nadere adviezen uitgebracht.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13 mei 2005.

Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 38 van voornoemde Regeling kan eenmalig strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard.
De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken is gebleken dat klager in november 2003 eerder strafonderbreking is verleend om orde op zaken te stellen. Derhalve is de afwijzing van klagers tweede verzoek tot strafonderbreking,gelet op het in artikel 38, tweede lid, van de Regeling gestelde, niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen klager inzijn brief van 3 februari 2004 heeft aangevoerd, maakt dit niet anders. Overigens is klager er door de selectiefunctionaris op gewezen dat, wanneer hij een dag voor zaken de inrichting moet verlaten, hij om incidenteel verlof kanverzoeken. Een dergelijk verzoek dient klager middels het b.s.d. in te dienen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven