Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2957/GV, 5 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2957/GV

betreft: [klager] datum: 5 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 22 december 2003, door tussenkomst van de commissie van toezicht bij de penitentiaire inrichtingen(p.i.) Limburg Zuid, bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 december 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. J.M.J.H. Coumans, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep niet toegelicht, omdat de beslissing hem mondeling werd medegedeeld en hij tot op de dag van instellen van het beroep de reden van afwijzing niet heeft vernomen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gebleken is dat er openstaande zaken zijn. Daarbij hebben politie en openbaar ministerie negatief geadviseerd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Limburg Zuid heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Maastricht heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen honorering van het gedane verzoek, nu bij verlofverlening zonder meer risico bestaat van maatschappelijke onrust enverontwaardiging, met name nu strafbare feiten door klager zijn begaan tegen de wijkagent en zijn familie; bij terugkeer in de wijk zal zulks niet op begrip stuiten. Bovendien is nog sprake van een lopende procedure tegen klager.Zijn misdragingen zijn zo ernstig dat thans geen afdoende waarborg bestaat tegen hernieuw delinquent gedrag.
De politie regio Limburg Zuid heeft negatief geadviseerd vanwege te verwachten maatschappelijke onrust en slachtofferconfrontatie alsmede het feit dat er tegen klager onderzoeken lopen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens diefstal en zware mishandeling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1 juli 2004. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiairehechtenis van in totaal 20 dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de aan de door de Minister genomen beslissing ten grondslag liggende adviezen blijkt dat de kans op herhaling van een agressiedelict, alsmede kans op slachtofferconfrontatie te groot wordt geacht. Daarbij kan verlofverleningmaatschappelijke onrust teweeg brengen. Voorts zijn er nog openstaande zaken.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden forse contra-indicaties vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister nietin strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, g en i van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 5 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven