Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5879/TB, 15 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-20/5879/TB

betreft: [klager]            datum: 15 mei 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. drs. O.O. van der Lee, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 22 januari 2020 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. drs. O.O. van der Lee om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft beslist klager vanuit FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen over te plaatsen naar de Pompestichting, locatie Nijmegen.

 

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is bij beslissing van 29 november 2007 geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag. Op 6 januari 2020 heeft FPC Dr. S. van Mesdag verzocht klager over te plaatsen naar een andere instelling. Verweerder heeft op 22 januari 2020 beslist klager over te plaatsen naar de Pompestichting, locatie Nijmegen.

 

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. 

Voldoende feitelijke grondslag voor de overplaatsing ontbrak. Gesteld wordt dat er sprake zou zijn van een behandelimpasse. Klager betwist de gestelde feitelijke aanleiding tot de impasse. In de loop der jaren is sprake geweest van verschillende doelen van de behandeling. Deze gingen echter alle uit van resocialisatie en terugkeer naar de maatschappij. Ook het laatst geformuleerde doel, te weten verblijf bij HVO- Querido, gaat uit van een terugkeer naar de maatschappij. Over dit doel bestond overeenstemming. De onenigheid, of de impasse in de behandeling, ging met name om de snelheid en de obstakels die - al dan niet vermeend - aanwezig waren om dit doel te bereiken. Weliswaar stelt verweerder dat de kliniek uitgaat van begeleid wonen als hoogst haalbare doel, terwijl klager uitgaat van uiteindelijk zelfstandig wonen, maar dit was niet de aanleiding voor de impasse. Pas wanneer sprake is van een periode van begeleid wonen bij HVO-Querido kan worden beoordeeld of dit het hoogste doel is dan wel of nog een stap verder kan worden gezet. Ook de diagnose, problematiek en het delict vormden niet de aanleiding voor de impasse. Het was van meet af aan duidelijk dat klager een (gedeeltelijk) ontkennende verdachte was en de insteek van de behandeling is hierdoor ook geweest om hem met inachtneming hiervan te behandelen. De aanleiding voor de impasse is een combinatie geweest van feitelijke incidenten, waarover verschil van mening bestond, die door de kliniek als bedreigend werden gekenmerkt en door klager als zodanig niet zijn bedoeld. Deze incidenten waren uitingen van frustratie, ongenoegen en moedeloosheid over het terugplaatsen en het steeds verder uit beeld raken van de resocialisatie. Klager verwijt hierbij de kliniek een bureaucratische en zeer afwachtende houding, hetgeen leidde tot een langdurig verblijf op gesloten afdelingen binnen FPC Dr. S. van Mesdag.

De beslissing tot overplaatsing ontbeert hierdoor voldoende motivering en heeft een onjuiste feitelijke grondslag.

Terugplaatsing naar FPC Dr. S. van Mesdag is niet meer opportuun. Klager is altijd gezegd dat hij zou worden overgeplaatst naar de Van der Hoeven Kliniek, en daaraan conformeert hij zich inmiddels. Klager vreest dat zijn verblijf in de Pompestichting zal leiden tot een stilstand in zijn behandeling. Medewerkers van de Van der Hoeven Kliniek zijn bij klager langs geweest. Deze gesprekken waren positief. Klager begreep dat hij in principe welkom is. Wel wordt thans gesproken over een wachttijd van zes maanden. De angst leeft dat deze periode zonder voldoende vinger aan de pols, nog verder wordt opgerekt. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren, met toekenning van een tegemoetkoming vanwege het motiveringsgebrek, maar de gevolgen van de beslissing in stand te laten. Verzocht wordt om in de uitspraak van de beroepscommissie een overweging op te nemen die de wenselijkheid van een snelle doorplaatsing naar de Van der Hoeven Kliniek onderstreept om de urgentie van de doorplaatsing niet uit het beeld te laten verdwijnen.

 

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. 

De beslissing tot plaatsing van klager in de Pompestichting is op goede gronden genomen. Er is geen sprake van een motiveringsgebrek noch van een onjuiste belangenafweging. Uit het overplaatsingsverzoek van 6 januari 2020 van FPC Dr. S. van Mesdag blijkt dat de behandeling van klager daar in een impasse was beland. Door klager is - ook in zijn nadere toelichting van 22 april 2020 - onderkend dat sprake was van een behandelimpasse in FPC Dr. S. van Mesdag. Klager betwist slechts de aanleiding en/of het verwijt voor het ontstaan van deze impasse. Betrokkene legt de verantwoordelijkheid hiervoor volledig bij FPC Dr. S. van Mesdag. De behandelrelatie was te veel verstoord geraakt om nog verder een effectief resocialisatietraject vorm te geven door en binnen de huidige kliniek. Geconcludeerd is dat er geen overeenstemming zal worden bereikt tussen het traject van de kliniek (hoogst haalbare: begeleid wonen) en klagers eigen wens om zelfstandig te kunnen gaan wonen. Voorts was er geen overeenstemming tussen de kliniek en klager over de diagnose, zijn problematiek en het delict. Een nieuwe behandelpoging werd als enige optie gezien om klager een kans te geven op een effectief resocialisatietraject. De voorkeur voor de Van der Hoeven Kliniek is uitgesproken in verband met de daar aanwezige expertise op het gebied van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het besluit om een overplaatsingsverzoek voor klager in te dienen is hem dezelfde dag teruggekoppeld. Vervolgens is klager in woede uitgebarsten, waardoor het noodzakelijk was om hem te separeren. Sinds beslist is om voor klager een overplaatsingsverzoek in te dienen, is de reeds verstoorde samenwerkingsrelatie duidelijk zichtbaar nog verder verslechterd. Dit speelde eind november 2019. Op 6 december 2019 heeft zich een ernstig incident voorgedaan waardoor er geen basis meer was om klager te laten terugkeren naar de afdeling. Er was sprake van een sterke toename, ook qua ernst, van het grensoverschrijdende gedrag van klager na de beslissing om voor klager een overplaatsingsverzoek in te dienen. De instelling vond het niet meer wenselijk dat klager nog veel langer in de huidige kliniek zou verblijven. Voor klager is hier ook sprake van een uitzichtloze situatie, zonder perspectief. Voorts is klager bekend is met suïcidale ideaties. De kliniek achtte daarom een spoedoverplaatsing noodzakelijk. Tegen deze achtergrond is klager met spoed overgeplaatst naar de Pompestichting - waar als eerste plek was - om te voorkomen dat een situatie zou ontstaan die zowel klager als de instelling zou schaden. Van een onjuiste inschatting van signalen en/of een onjuiste belangenafweging is geen sprake. Klagers stelling dat de plaatsing in de Pompestichting een tijdelijk karakter heeft, maakt dit niet anders. Het is de bedoeling om op korte termijn te bezien of klager doorgeplaatst kan worden naar de Van der Hoeven Kliniek. De Van der Hoeven Kliniek heeft aangegeven alvast dossieronderzoek te willen doen en een of meer gesprekken met klager te willen voeren. Ook zou men alvast een risicotaxatie en risicoanalyse willen opstellen. Afhankelijk van de uitkomst hiervan zal klagers vervolgtraject verder vorm worden gegeven. De wachttijd vooropname van klager in de Van der Hoeven Kliniek bedraagt momenteel drie tot zes maanden. Anders dan klager stelt, zal hij gedurende zijn opname in de Pompestichting een op zijn problematiek toegesneden behandeling aangeboden krijgen. Zijn behandeling staat hierdoor niet stil. De mogelijkheid van een toekomstige overplaatsing naar FPC de Van der Hoeven Kliniek wordt niet uit het oog verloren. Benadrukt wordt dat dit beroep slechts ziet op de beoordeling van de beslissing tot plaatsing in de Pompestichting. Als de beroepscommissie zou beslissen dat de beslissing vernietigd dient te worden, keert klager in beginsel terug naar FPC Dr. S. van Mesdag, tenzij de Minister beslist dat klager elders geplaatst dient te worden. Klagers behandeling staat hierdoor niet stil. Klager krijgt in de Pompestichting een op zijn problematiek toegesneden behandeling aangeboden.

 

4.         De beoordeling

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;
b) de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt, en
c) de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Regioplaatsing is volgens het door verweerder gevoerde beleid uitgangspunt bij plaatsing van ter beschikking gestelden, maar als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

Uit de inlichtingen door verweerder ingewonnen bij FPC Dr. S. van Mesdag volgt dat bij klager sprake was van een behandelimpasse, hetgeen ook door klager wordt erkend. Nadat klager was meegedeeld dat verzocht zou worden om hem over te plaatsen naar een andere tbs-instelling, bij voorkeur de Van der Hoeven Kliniek, volgde er een woede-uitbarsting en verslechterde de verstoorde samenwerkingsrelatie nog verder en heeft er in december 2019 een ernstig incident plaatsgevonden. Om die reden heeft FPC Dr. S. van Mesdag gevraagd en heeft verweerder beslist om klager met spoed over te plaatsen naar de tbs-instelling waar als eerste een plek voor klager beschikbaar was: de Pompestichting. Door verweerder is aangegeven dat op korte termijn zal worden onderzocht door de Van der Hoeven Kliniek of klager daar geplaatst kan worden. De wachttijd voor plaatsing in de Van der Hoeven Kliniek bedraagt momenteel drie tot zes maanden. Verweerder heeft aangegeven dat klager in de tussentijd een bij zijn problematiek passende behandeling zal worden gegeven in de Pompestichting.

Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid niet tot de bestreden beslissing heeft mogen komen. 

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. drs. L.C. Mulder, leden,  in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 mei 2020.

 

 

            secretaris                                voorzitter        

 

Naar boven