Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0044/GB, 11 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/44/GB

Betreft: [klager] datum: 11 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 14 januari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift gedateerd 8 januari 2004van

[...], geboren op [1964], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 december 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, welke op 2 januari 2004 aan klager is uitgereikt,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) Zwaag afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 29 november 2003 gedetineerd. Hij verblijft als preventief gehechte in het h.v.b. Nieuw Vosseveld te Vught.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar het h.v.b. Zwaag als volgt toegelicht. Klager heeft een vriend, die hem zou willen bezoeken, maar in verband met de afstand is hij daartoe nietin staat. Hij is te ziek om zo ver te reizen. Hij woont in Amsterdam. Om die reden wil klager graag overgeplaatst worden naar een h.v.b. dichtbij Amsterdam.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is ingesloten voor het parket Rotterdam. In klagers verzoek bericht hij dat hij het verzoek doet omwille zijn bezoek. Gegevens over zijn bezoek worden overigens niet genoemd. Het openbaar ministerie adviseert negatief omdatklagers verzoek onvoldoende gemotiveerd is. Bij de afwijzing van het verzoek is meegewogen dat klager lange tijd bekend is met justitie. In de gedragsrapportage van het h.v.b. Nieuw Vosseveld staat beschreven dat klager al zo vaakin detentie heeft verbleven dat hij zich het aantal malen niet meer kan herinneren. Hieruit mag geconcludeerd worden dat klager ook voldoende op de hoogte moet zijn van de beperkingen die detentie met zich meebrengt.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Gelet op het feit dat klager preventief gehecht is ten behoeve van het parket Rotterdam en de transportlijnen naar de rechtbank zo kort mogelijk gehouden dienen te worden en de officier van justitie geen positief advies heeftgegeven ten aanzien van overplaatsing, komt de beroepscommissie tot het navolgende oordeel. Zij acht de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, ook al wordt daarbij niet ingegaan op hetfeit dat klager bezoek van een vriend moet ontberen, waaromtrent klager geen gegevens heeft verschaft, niet in strijd met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan deze evenmin als onredelijk of onbillijkworden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven