Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4800/GA, 13 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/4800/GA

 

betreft: [klager]            datum: 13 mei 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.M. Koers, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 19 september 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 februari 2020, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. M.M. Koers en […] plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voormelde p.i. Klager heeft afstand gedaan van zijn recht ter zitting te verschijnen. Als toehoorders waren aanwezig […], lid van de Raad, en […] secretaris bij de Raad. Tevens was […], management trainee bij voormelde p.i., als toehoorder aanwezig.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing waarbij aan klager zeventien toezichtmaatregelen zijn opgelegd in het kader van klagers plaatsing en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst), ingaande op 11 juni 2019 en eindigend op 11 december 2019 (VU 2019/001029).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De opgelegde maatregelen zijn te verstrekkend en voor klager niet begrijpelijk. Er is onvoldoende gebleken van een belangenafweging. De beslissing is niet gebaseerd op voldoende actuele, betrouwbare en concrete informatie. Er is geen nieuwe informatie van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) gekomen en de informatie uit het Operationeel Overleg dateert van voor januari 2019 en toch wordt gesproken over voldoende actuele informatie. Nu klager inmiddels niet meer in de p.i. Vught verblijft, draait het in beroep vooral om de vraag wanneer informatie nog als actueel kan worden gezien.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur is afhankelijk van de GRIP-informatie en hieruit kwam naar voren dat de informatie nog steeds actueel is. Alvorens de directeur bovengenoemde beslissing heeft genomen heeft hij zich zowel laten informeren als adviseren met betrekking tot de op te leggen maatregelen. Derhalve is wel degelijk sprake van een belangenafweging. Klager verblijft thans niet meer in de p.i. Vught. Klager verbleef op de afdeling voor Beheersproblematische Gedetineerden (hierna: BPG). Op de BPG-afdeling geldt een apart regime. Een deel van de opgelegde GVM-maatregelen komt overeen met de maatregelen die ook gelden voor gedetineerden op de BPG-afdeling. Een aantal GVM-maatregelen vormt een verzwaring ten opzichte van de geldende maatregelen binnen het BPG-regime.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie kan, hoewel zij begrijpt dat de raadsvrouw hierop een antwoord wenst te krijgen, in algemene zin geen oordeel geven omtrent de vraag wanneer GRIP-informatie nog als actueel kan worden aangemerkt. In de onderhavige zaak heeft de directeur op 7 juni 2019 een e-mailbericht ontvangen van het GRIP waaruit volgt dat de gestelde informatie uit het GRIP-rapport van januari 2019 nog altijd actueel is. De beroepscommissie ziet derhalve geen aanleiding om niet uit te gaan van de actualiteit van de informatie.

De directeur heeft een discretionaire bevoegdheid waar het betreft de oplegging van maatregelen aan gedetineerden die op de GVM-lijst zijn geplaatst. Bij de oplegging van maatregelen geldt het volgende.

a. Er moet sprake zijn van een noodzaak voor het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen;
b. De directeur dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing te horen;
c. De directeur dient een eigen belangenafweging te maken en kan zijn beslissing niet slechts baseren op de plaats en status van verzoeker op de GVM-lijst; en
d. De directeur dient maandelijks te toetsen of sprake is van de noodzaak van voortduring van de maatregelen.

De belangenafweging, die in het kader van de discretionaire bevoegdheid van de directeur plaatsvindt, moet toetsbaar en dus kenbaar zijn. Dat betekent dat de in dit kader gemaakte belangenafweging evenals de inhoud van het horen van de gedetineerde op enigerlei wijze schriftelijk moeten worden vastgelegd. De beslissing tot oplegging van de maatregelen moet worden genomen op basis van de binnengekomen informatie van het GRIP, de visie van de directeur, maar ook naar aanleiding van de informatie die de gedetineerde zelf verstrekt. Het horen van de gedetineerde dient dus te geschieden ten behoeve van én voorafgaand aan de door de directeur te maken belangenafweging.

De beroepscommissie stelt vast dat onweersproken is dat klager niet is gehoord voorafgaand aan de te maken belangenafweging en de beslissing, terwijl voor het maken van een eigen belangenafweging door de directeur het horen van de betreffende gedetineerde van wezenlijk belang is. Dat de directeur dit op een later moment, naar aanleiding van de schorsingsuitspraak van de RSJ van 24 juni 2019 (S-19/1790/SGA) alsnog heeft gedaan doet hier niet aan af, nu het horen heeft plaatsgevonden nadat de beslissing al was genomen en derhalve niet mee heeft kunnen wegen in de belangenafweging. Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient het beklag alsnog gegrond te worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager in het onderhavige geval een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie stelt deze vast op €10,-.

De beroepscommissie is overigens - met beklagcommissie - van oordeel dat de beslissing van de directeur om aan klager toezichtmaatregelen op te leggen, niet onredelijk of onbillijk is.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van €10,-.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. M. Keppels en dr. T. Jambroes, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 13 mei 2020.

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven