Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3596/SGA, 15 mei 2020, schorsing
Uitspraakdatum:15-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/3596/SGA                      

Betreft verzoeker        Datum 15 mei 2020

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

Verzoekers raadsman, mr. Y. Bouchikhi, vraagt namens verzoeker om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad, waarin aan verzoeker een aantal toezichtmaatregelen is opgelegd in het kader van zijn plaatsing en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht- /maatschappelijk risico (GVM-lijst). Deze maatregelen zijn ingegaan op 19 maart 2020 en eindigen op 15 september 2020.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reacties van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (PL2020-337) en heeft ambtshalve kennisgenomen van de eerdere schorsingsbeslissingen RSJ 6 maart 2020, S-20/3151/SGA, RSJ 12 maart 2020,  S-20/3172/SGA en RSJ 19 maart 2020, S-20/3241/SGA.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Ten aanzien van het opleggen van toezichtmaatregelen geldt het volgende:

a.  er moet sprake zijn van een noodzaak voor het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen;
b.  de directeur dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing te horen;
c.  de directeur dient een eigen belangenafweging te maken en kan zijn beslissing niet slechts baseren op de plaats en status van verzoeker op de GVM-lijst; en
d.  de directeur dient een maandelijkse toets te plegen ten aanzien van de noodzaak van voortduring van de maatregelen.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter wordt uit de bestreden beslissing de noodzaak voor het opleggen van de toezichtmaatregelen voldoende aannemelijk. Verzoeker is tijdens zijn huidige detentie in de PI Leeuwarden, waar hij voorheen verbleef, in het onderzoek ¨Marengo¨ aangehouden terzake de verdenking van meerdere ¨nieuwe¨ strafbare feiten: verdenking van lidmaatschap van een criminele organisatie en het medeplegen van moord. Uit informatie van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) van 19 juni 2019 en 8 juli 2019 volgt dat er liquidatiegevaar bestaat voor verzoeker. Daarnaast volgt uit de informatie van het GRIP dat vermoedelijk sprake is van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie; verzoeker heeft meermalen geprobeerd een telefoon bij zijn - ook gedetineerde - broer te laten komen en er is geconstateerd dat hij contact heeft onderhouden met zijn - toen nog - voortvluchtige broer. Uit de bestreden beslissing volgt dat verzoekers status op de GVM-lijst op 11 maart 2020 door het Operationeel Overleg (OO) is opgeschaald van ´verhoogd´ naar ´hoog´.

Uit de bestreden beslissing volgt dat de oplegging van de toezichtmaatregelen als doel heeft de veiligheid van verzoeker alsmede de veiligheid in de inrichting te kunnen handhaven.

Verzoeker is, zo kan uit de bestreden beslissing worden opgemaakt, gehoord voorafgaand aan het nemen van de beslissing. Voorts wordt voldoende aannemelijk dat de directeur een eigen belangenafweging heeft gemaakt bij het nemen van zijn beslissing.

Uit de bestreden beslissing volgt eveneens dat de opgelegde toezichtmaatregelen maandelijks getoetst zullen worden door de directeur en dat deze, indien daartoe aanleiding bestaat, aangepast zullen worden. Door verzoekers raadsman is aangevoerd dat de maatregelen sinds de oplegging daarvan op 19 maart 2020 niet meer door de directeur zijn getoetst en dat de directeur niet heeft gereageerd op het verzoek van de commissie van toezicht om inlichtingen met betrekking tot het klaagschrift van 23 maart 2020. Uit de nadere inlichtingen van de directeur volgt dat verzoeker op 11 mei 2020 is gehoord. In verband de drukte rondom de getroffen coronamaatregelen heeft de directeur eerder geen gelegenheid gehad verzoeker opnieuw te spreken. Verzoeker heeft tijdens het horen op 11 mei 2020 aangegeven dat hij niet begrijpt waarom zijn status op de GVM-lijst is gewijzigd. Uit het hoorverslag van 11 mei 2020 volgt dat de directeur na zal gaan waarom dit het geval is en dat hij hiervan een terugkoppeling zal geven aan verzoeker. De voorzitter merkt hierover op dat uit de stukken volgt dat het OO op 11 maart 2020 verzoekers status heeft gewijzigd en dat uit RSJ, 19 maart 2020, S-20/3241/SGA volgt dat de directeur ook toen op nadere informatie wachtte van het OO. Deze informatie is op dit moment blijkbaar nog niet voorhanden. De voorzitter acht het in dit verband wenselijk dat de directeur deze informatie spoedig voorhanden krijgt, mede gelet op de maandelijkse toetsing van de noodzaak van het voortduren van de maatregelen, die de directeur dient te doen. Uit het hoorverslag blijkt voorts dat de directeur de toezegging doet een oplossing te vinden voor de problemen die verzoeker ondervindt met betrekking tot het luchten, het sporten en het skypen. 

Hoewel de voorzitter begrijpt dat de opgelegde toezichtmaatregelen zeer ingrijpend zijn voor verzoeker, kan de beslissing van de directeur gelet op alle feiten en omstandigheden, niet op voorhand als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Daarbij merkt de voorzitter tevens op dat van de zijde van verzoeker geen onderbouwing van het spoedeisend belang heeft plaatsgevonden. De beslissing waarvan schorsing wordt verzocht dateert van 19 maart 2020, het beklag van 23 maart 2020 en het schorsingsverzoek van 11 mei 2020.

De voorzitter zal het verzoek daarom afwijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Deze uitspraak is op 15 mei 2020 gegeven door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven