Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3953/GA, 14 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:14-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/3953/GA             

           

Betreft [klager]            Datum 14 mei 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de gestelde omstandigheid dat klager tijdens het arbeidsblok wordt ingesloten terwijl hij arbeidsongeschikt is verklaard (ZS-JH-2019-045).

De alleensprekende beklagrechter bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 5 juni 2019 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. R.S.E. Bruinen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 januari 2020, gehouden in het JC Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. R.S.E. Bruinen, mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij het JC Zaanstad, en de heer […], afdelingshoofd bij het JC Zaanstad. Als toehoorder was aanwezig mevrouw […], student-stagiaire bij het kantoor waar klagers raadsvrouw werkzaam is. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verbleef voorheen in de penitentiaire inrichting te Alphen aan den Rijn waar hij volledig arbeidsongeschikt is verklaard en waar zijn celdeur open stond wanneer de andere gedetineerden naar de arbeid gingen. In het JC Zaanstad is dit anders. Klager heeft meerdere malen verzocht zijn arbeidsongeschiktheid te beoordelen. Ondanks diverse verzoeken, heeft de inrichting maandenlang geweigerd zijn arbeidsongeschiktheid te beoordelen. Als gevolg hiervan zit klager al maandenlang 23 uur per dag ingesloten. Wanneer een gedetineerde arbeidsongeschikt is, geldt voor de directeur de inspanningsverplichting een vervangend programma aan te bieden. Tot op heden is geen vervangend programma aangeboden en de directeur voldoet derhalve niet aan zijn zorgplicht. Pas toen de beklagzitting al was ingepland, gaf de directeur te kennen dat in het JC Zaanstad niemand arbeidsongeschikt is en dat passend werk voor klager gevonden kan worden. Klager is meerdere malen met voorstellen gekomen waarbij niet in een arbeidsruimte wordt gewerkt, maar geen van deze alternatieven is ooit concreet aan hem voorgesteld in de inrichting. Door de directeur wordt ten onrechte het beeld geschetst dat klager niet bereid zou zijn werk uit te voeren.

Uiteindelijk is klager pas op 14 februari 2019 beoordeeld en is geadviseerd dat klager, vanwege zijn autisme, kleinschaligheid nodig heeft. Hij kan ook niet op een kleine afdeling werken. Hij wilde reiniger worden, zodat hij alleen kan werken. Dat is de kleinschaligheid die klager vanwege zijn autisme spectrum stoornis nodig heeft.

 

Standpunt van de directeur

Vooropgesteld moet worden dat de klacht is ingediend op 4 januari 2019 en enkel kan zien op de periode daarvoor. In het JC Zaanstad wordt uitgegaan van arbeidsgeschiktheid, omdat er altijd een mogelijkheid is om te werken. Het is belangrijk dat gedetineerden deelnemen aan de arbeid. De psycholoog kan iets zeggen over de vorm van arbeid die een gedetineerde kan verrichten en vervolgens kan bijvoorbeeld worden besloten de werkdruk te verlagen. De indruk bestond echter dat klager helemaal niet wilde deelnemen aan arbeid. Klager moest werken in een prikkelarme omgeving, maar koos er wel voor om mee te gaan sporten in een grote groep. Het is onjuist dat hij dan 23 uur per dag werd ingesloten. In de ochtend is immers het arbeidsblok en in de middag zijn er activiteiten waaraan klager deel kon nemen. Tijdens de intake is er niet over gesproken dat hij niet wilde werken en naar aanleiding van de intake was er geen aanleiding om onderzoek te verrichten naar een eventuele arbeidsongeschiktheids-status.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat klagers klacht dateert van 4 januari 2019 en daarom enkel kan zien op de periode daarvoor. Hetgeen is aangevoerd ten aanzien van de periode daarna, zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.

De beroepscommissie stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting vast dat klager niet arbeidsongeschikt is verklaard in het JC Zaanstad. Anders dan in de gevangenis, geldt in het huis van bewaring niet de verplichting tot het verrichten van arbeid. De huisregels vermelden dat een gedetineerde die verblijft in het huis van bewaring zich digitaal dient aan te melden indien hij deel wenst te nemen voor het arbeidsproces. Niet gebleken is dat klager zich eerder voor het arbeidsproces heeft aangemeld dan in januari 2019 toen hij in aanmerking wilde komen voor een baantje als reiniger. Derhalve kan de directeur niet het verwijt worden gemaakt dat hij zich in de periode daarvoor onvoldoende zou hebben ingespannen om geschikte werkzaamheden (rekening houdend met klagers eventuele beperkingen) te vinden voor klager. Gelet op het voorgaande kan de beslissing om klager in te sluiten tijdens de blokken bestemd voor arbeid, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie overweegt ten overvloede het volgende. Het JC Zaanstad kent, in tegenstelling tot een heel aantal andere inrichtingen, niet de status ‘arbeidsongeschikt’, omdat – blijkens de inlichtingen van de directeur – voor iedere gedetineerde passende arbeid beschikbaar is. De beroepscommissie acht het voorstelbaar dat voornoemde situatie tot verwarring kan leiden indien een gedetineerde in een vorige inrichting wél als arbeidsongeschikt is aangemerkt. Het getuigt van zorgvuldige besluitvorming dat, als een gedetineerde in een vorige inrichting van verblijf wel arbeidsongeschikt is verklaard, in de ‘nieuwe’ inrichting gemotiveerd wordt aangegeven waarom van het oordeel van de vorige inrichting wordt afgeweken (in aanvulling op RSJ 8 april 2014, 13/4083/GA).

 

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 14 mei 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, U.P. Burke en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. R. Smeijers, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven