Nummer R-19/5631/GB
Betreft klager Datum 6 mei 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 21 augustus 2019 beslist klagers extramurale detentie (EMD) te beëindigen en klager te plaatsen in de Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD) van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen.
Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 24 december 2019 het bezwaar ongegrond verklaard.
Klagers raadsvrouw, mr. E. Hullegie, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De bestreden beslissing is onzorgvuldig genomen en onvoldoende gemotiveerd. Klager heeft verteld wat er in zijn optiek is voorgevallen, maar zijn verklaring is niet nader onderzocht door de kliniek, terwijl klager om nadere uitleg van de kliniek heeft verzocht. Klager heeft over de aangetroffen medicatie aangegeven dat hij zijn medicatie weleens vergeet in te leveren. Op basis van de informatie in het selectieadvies kan klagers verklaring niet zomaar als onaannemelijk terzijde worden geschoven. Het is ook niet duidelijk hoeveel medicatie er is aangetroffen, terwijl dat wel relevant is om te kunnen spreken van ‘opgespaarde medicatie’.
Hoewel klager stelt dat hij toestemming had voor het bezit van twee mobiele telefoons - waarvan hij er één wilde verkopen zodat hij geld zou hebben voor tijdens zijn verlof - is hier geen onderzoek naar gedaan. Klager betwist dat sprake was van een dubbele bodem in de fietstas. Daarbij komt dat zijn fiets voor de ingang van de kliniek stond en dat iedereen iets in de fietstas gedaan kan hebben. De fiets is een opvallend exemplaar, waarvan iedereen kon weten dat deze van klager was.
Klagers re-integratie stagneert nu. Uit het selectieadvies volgt dat klager uitbehandeld was en dat hij kon doorstromen naar een begeleid-wonen-setting. Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren en verzoekt een financiële tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van verweerder
Uit de bestreden beslissing blijkt dat klager in eerste instantie op grond van een time-out is teruggeplaatst en dat dit later een definitieve terugplaatsing is geworden. Klager heeft de regels overtreden die horen bij het traject van een EMD. Dat klagers verklaring over de aangetroffen spullen minder geloofwaardig wordt geacht, heeft te maken met het feit dat de spullen bij elkaar - en kennelijk op een niet direct zichtbare plek - werden aangetroffen in de fietstas. Daar komt bij dat klager in eerste instantie over de aangetroffen joint heeft verklaard dat dit gewoon een shagje was. Uit het reclasseringsrapport van 23 juli 2019 volgt dat, toen klager werd geconfronteerd met de vondst van deze spullen, hij aangaf dat ze van zijn spullen moesten afblijven. Hoewel het niet duidelijk is wat klager hiermee precies bedoelde, is het wel opvallend dat alle spullen zijn aangetroffen op dezelfde plek in zijn fietstas. Volgens klager was de joint niet van hem, was hij de medicijnen (elf tabletten Ritalin) gewoon vergeten en had hij de aangetroffen telefoon bewust bij zich. Omdat de spullen, zoals gezegd, op één plek in de fietstas zijn aangetroffen, is klagers verklaring dat de joint niet van hem was, minder geloofwaardig. Voor een andere bewoner zou het verstoppen in de fietstas van klager juist een risico zijn op verlies van diens joint en onduidelijkheid wanneer de joint weer op te halen zou zijn.
Bij klager is eerder op zijn kamer ook een telefoon aangetroffen. Het aantreffen van de spullen sluit aan bij de geruchten die over klager de ronde deden in de kliniek, namelijk dat hij zou handelen in telefoons en drugs. In eerste instantie was klagers terugplaatsing tijdelijk, maar na positieve uitslagen bij urinecontroles en het verstoren van de orde, rust en veiligheid in de inrichting, waardoor klager inmiddels bij besluit van 3 februari 2020 is overgeplaatst, is de kans klein dat op korte termijn een vervolgtraject gestart kan worden. De bestreden beslissing is dan ook redelijk en billijk.
3. De beoordeling
Uit klagers registratiekaart blijkt dat hij op 2 maart 2020 in vrijheid is gesteld. In beginsel zou klager daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep, omdat daarmee het belang aan zijn beroep is komen te ontvallen. Nu in beroep echter is verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.
Klager verbleef sinds 25 februari 2019 in het kader van zijn extramurale ISD fase op de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) te Assen. Uit het selectieadvies van de locatie Norgerhaven van 21 augustus 2019 en het voortgangsverslag van de reclassering over het verloop van klagers behandeling in de kliniek, volgt dat klagers behandeling grotendeels goed verliep en dat hij kon doorstromen naar een begeleid-wonen-setting. Anderzijds kwamen er signalen dat hij zou handelen in mobiele telefoons door middel van een geprepareerde fiets. In zijn fietstas werden - onder een dubbele bodem - een joint, een mobiele telefoon en elf Ritalin-tabletten aangetroffen. Klagers verklaringen voor de aangetroffen spullen doen daaraan niet af. De beroepscommissie neemt daarbij in aanmerking dat in klagers kamer eerder een extra mobiele telefoon werd aangetroffen, terwijl het slechts was toegestaan om één mobiele telefoon in bezit te hebben. Daarnaast waren er tijdens eerdere opnames van klager in het kader van een EMD ook vermoedens van handel.
Gelet op bovenstaande is klager tijdelijk teruggeplaatst in de locatie Norgerhaven om te bezien of en hoe klagers re-integratie verder voortgezet kon worden. Nadat duidelijk werd dat de FPA terugplaatsing van klager onwenselijk vond en voor terugplaatsing in de Forensisch Psychiatrische Kliniek geen reden meer was, omdat klager daar uitbehandeld was, is de terugplaatsing in de ISD-afdeling definitief geworden.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 6 mei 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. M. Iedema en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.
secretaris voorzitter