Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3002/GA, 12 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-19/3002/GA             

           

Betreft [klager]            Datum 12 mei 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing hem te degraderen naar het basisprogramma (VU 2018/1326).

De alleensprekende beklagrechter heeft op 21 februari 2019 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €35,-. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft beroep ingesteld tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. A.M.A. Kok-Verheijde in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Op 18 juni 2019 is klager vanuit het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) in een reguliere gevangenisafdeling geplaatst. Vanaf dat moment verbleef hij in het plusprogramma. Toen klager op 7 augustus 2018 in het multidisciplinair overleg (MDO) werd besproken, kwam men tot de conclusie dat het PPC buiten de regeling van promoveren en degraderen valt en dat klager niet had willen meewerken aan interventies. Klager werd op 14 augustus 2018 gedegradeerd, maar toen het afdelingshoofd de degradatiebeschikking wilde uitreiken, gaf klager aan dat deze op onjuiste informatie was gebaseerd. Een en ander is toen goed uitgezocht, waarna klager op 20 augustus 2018 weer in het plusprogramma is geplaatst. De degradatiebeslissing is uit klagers dossier gehaald.

De MDO-rapportage die op de beklagzitting is overgelegd, is geprint op 21 september 2018, waardoor die datum bovenaan het formulier na de zinssnede ‘Informatie per’ staat. Anders dan de raadsvrouw stelt en de beklagrechter heeft overwogen, is dat dus niet de datum waarop de rapportage is opgemaakt. Het originele stuk is in beroep bijgevoegd om te illustreren wanneer de rapportage is opgemaakt en wanneer deze is geprint, met als gevolg de vermelding van de datum 21 september 2018. Ook blijkt uit een (eveneens bijgevoegd) rapport van 25 september 2018 dat klager op het moment waarop dat rapport ziet (18 september 2018) al in het plusprogramma verbleef.

Uit het verloningsoverzicht van de afdeling arbeid, blijkt dat klagers stelling over wanneer hij halve dagen heeft gewerkt, niet juist is. Alleen in het plusprogramma is het mogelijk om hele dagen te werken. Klager heeft alleen van 14 augustus 2018 tot 20 augustus 2018 halve dagen gewerkt. De toegekende tegemoetkoming is dus te hoog.

 

Standpunt van klager

De beklagrechter heeft terecht geoordeeld dat klager op 13 augustus 2018 ten onrechte is gedegradeerd. De directeur erkent dat ook. Hij heeft vervolgens in de beklagprocedure en in de beroepsprocedure niet de beschikking overgelegd waaruit blijkt dat klager weer is gepromoveerd. Een dergelijke beslissing dient op schrift te worden gesteld en aan de gedetineerde te worden uitgereikt. Dit is in het verleden vaker fout gegaan (RSJ 30 oktober 2017, 17/1242/GA). De beklagrechter heeft dan ook terecht geconcludeerd dat klager van 14 augustus 2018 tot 1 oktober 2018 ten onrechte in het basisprogramma heeft verbleven. De tegemoetkoming van €35,- is redelijk.

 

3. De beoordeling

Vaststaat dat klager vanaf 14 augustus 2018 enige tijd onterecht in het basisprogramma heeft verbleven. De duur van klagers verblijf in het basisprogramma is van belang voor de hoogte van de tegemoetkoming. De beklagrechter heeft – conform klagers standpunt – geoordeeld dat dit tot 1 oktober 2018 heeft geduurd. De directeur stelt in beklag en beroep echter dat klager al op 20 augustus 2018 is teruggeplaatst in het plusprogramma.

Hoewel het – om dit soort procedures te voorkomen – wenselijk is dat het ongedaanmaken van een onterechte degradatiebeslissing op schrift wordt gesteld, wordt uit de stukken die de directeur in beroep heeft overgelegd voldoende duidelijk dat klager vanaf 20 augustus 2018 weer in het plusprogramma verbleef. Daarnaast is het de beroepscommissie ambtshalve bekend dat de datum achter de zinsnede ‘Informatie per’ in stukken van de inrichting de datum betreft waarop het stuk is geprint. Op basis daarvan kan dus niet worden geconcludeerd dat klager op 1 oktober 2018 nog in het basisprogramma verbleef.

Nu klager onterecht, zij het voor kortere duur dan hij stelt, in het basisprogramma heeft verbleven, komt aan hem een tegemoetkoming toe. Gelet op het voorgaande, zal de beroepscommissie de toegekende tegemoetkoming matigen tot €5,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €5,-.

 

 

Deze uitspraak is op 12 mei 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, U.P. Burke en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven