Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2932/GA, 13 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2932/GA

betreft: [klager] datum: 13 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 17 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden te Den Haag,

gericht tegen een uitspraak d.d. 30 oktober 2003, verzonden op 11 december 2003 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie hield zitting op 2 februari 2004 in de p.i. Amsterdam. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De directeur van de p.i.Haaglanden heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het na bezoek invoeren van een euromunt.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Het is niet toegestaan geld te bezitten. Klager voert aan dat de hij vanwege grote emoties wisselgeld tussen zijn horlogeband heeft gedaan. Deze verklaring acht ik zeer onaannemelijk.
Klager overtreedt hiermee dus een regel waarop een sanctie staat. Hem is de gebruikelijke straf bij invoer van contrabande opgelegd. In de inrichting worden standaard straffen voor dergelijke overtredingen gehanteerd, namelijk de 1ekeer 3 dagen afzondering, bij de 2e keer 5 dagen afzondering en bij de 3e keer 7 dagen afzondering plus ontzegging van betreffende bezoeker voor een periode van een maand.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 4.5.2 van de Huisregels van de penitentiaire inrichting Haaglanden is het gedetineerden niet toegestaan om binnen de inrichting over contant geld te beschikken.
De beroepscommissie acht de verklaring van klager, zoals weergegeven ten overstaan van de beklagcommissie, niet onaannemelijk, mede in aanmerking genomen de geringe waarde van het ingevoerde geld, nl één euro. Niet aannemelijk isdaarmee dat klager de euromunt bewust (opzettelijk) heeft ingevoerd.
Dit laat echter onverlet dat sprake is van een niet toegestane situatie, nl. het bezit van geld in de inrichting en dat klager nalatig is geweest door de munt niet achter te laten bij zijn bezoeker(s). Gelet op het geringestrafwaardige karakter van de overtreding van klager en de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan is de beroepscommissie van oordeel dat de opgelegde straf te zwaar is en dat had kunnen worden volstaan met een geheelvoorwaardelijke straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel.
Het beroep zal mitsdien ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de beslissing van de beklagcommissie en verklaart het beklag gegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I. Lispet, secretaris, op 13 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven