Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4165/GA, 1 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-19/4165/GA 

                                  

Betreft [Klager]            Datum 1 mei 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep vanv[Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         het niet krijgen van het eten tijdens zijn verblijf in een isoleercel (PD-2019-000102);
b.         het langdurig moeten wachten op toiletpapier tijdens klagers verblijf in de isoleercel (PD-2019-000105);
c.         het te laat uitdoen van het licht in klagers isoleercel, terwijl klager eerder verzocht heeft om het licht in zijn cel uit te doen (PD-2019-000106); en
d.         het ontvangen van een stinkend pak tijdens zijn verblijf in de isoleercel (PD-2019-000107).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht heeft op 17 april 2019 beklag a., b. en c. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag d. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Dordrecht (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er is sprake van meerdere overtredingen van meerdere rechten van klager tijdens de plaatsing in de isoleercel. Het is een opeenstapeling van zaken die niet goed zijn verlopen. Klager wijst hiervoor naar de klaagschriften waarin dit staat vermeld. Klager eist de dagrapportages die door klager zijn ondertekend, zodat hij kan aantonen dat hetgeen in de dagrapportages staat vermeld, ook daadwerkelijk zo is gebeurd. Klager vond het verblijf in de isoleercel niet prettig. Het verzoek is dan ook het beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3. De beoordeling

Beklag a.

Klager klaagt dat hij tijdens zijn verblijf in de isoleercel op 9 februari 2019 geen eten heeft gekregen. De directeur heeft in zijn verweerschrift op het klaagschrift aangegeven dat bij elke plaatsing in de isoleercel er conform een standaardprocedure voor iedereen een broodmaaltijd wordt klaargelegd, alsmede dat uit de beschikbare informatie niet blijkt dat van deze procedure is afgeweken. In de rapportage van klager en de administratie van de isoleerafdeling zou volgens de directeur voorts niet blijken dat klager hierover bij het verzorgend personeel heeft geklaagd. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan de juistheid van dit verweer te twijfelen. Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag a kan dan ook naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

Beklag b.

Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen (de Regeling) is elke straf- of afzonderingscel voorzien van een toilet. Uit dit artikel vloeit mede voort dat bij elk toilet toiletpapier beschikbaar is, of, indien dit niet beschikbaar is en een gedetineerde hier om verzoekt, dit binnen afzienbare tijd beschikbaar zal worden gesteld. De beroepscommissie stelt voorop dat het belangrijk is dat het toiletpapier tijdig beschikbaar is voor gedetineerden, zeker op het moment dat daar om wordt verzocht.

Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat klager om 18:00 uur heeft verzocht om toiletpapier, maar dit pas om 20:45 uur heeft mogen ontvangen. De directeur heeft ter rechtvaardiging van deze duur aangevoerd dat er minder medewerkers aanwezig zijn, die ook nog eens zijn belast met andere taken dan het verzorgen van gedetineerden die zijn geplaatst in een isoleercel. De beroepscommissie overweegt evenwel dat de directeur de lange duur, bijna drie uur, voordat klager zijn toiletpapier heeft mogen ontvangen, onvoldoende met de door hem genoemde redenen heeft kunnen rechtvaardigen. Dat klager bij het laatste verzorgingsmoment niet om toiletpapier heeft verzocht, doet aan het voorgaande niet af. Het beroep zal in zoverre dan gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal een klager een tegemoetkoming toekennen van € 5,-.

Beklag c.

Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Regeling, draagt de directeur zorg dat de straf- of afzonderingscel voldoende is verlicht. Klager heeft om 20:00 uur verzocht om het licht uit te doen in zijn isoleercel. Tegen hem is gezegd dat het licht pas om 22:00 uit kan. Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat pas om (minimaal) 23:00 uur het licht in klagers cel is uitgedaan. Hoewel uit het dossier niet is gebleken dat een medewerker expres het licht aan heeft gelaten en bewust langer heeft gewacht voordat het licht daadwerkelijk uit werd gedaan, blijkt niet uit de stukken waarom er niet eerder gehoor is gegeven aan het verzoek van klager. Het licht uit doen vergt immers een eenvoudige handeling. Het beroep zal dan ook in zoverre gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 5,-.

Beklag d.

Klager stelt dat hij tijdens zijn verblijf in de isoleercel een stinkend pak kreeg. Klager vroeg een nieuw pak, maar tegen hem werd gezegd dat hij die pas over twee dagen zou krijgen. Dit laatste is een beklagwaardige beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw. Immers, artikel 28 van de Regeling bepaalt dat bij plaatsing in straf- of afzonderingscel de gedetineerde van rijkswege wordt voorzien van kleding. Klachten hierover vallen onder de zorgplicht van de directeur. De uitspraak van de beklagcommissie zal op dit punt worden vernietigd en klager zal alsnog in zijn beklag worden ontvangen. Uit de stukken is gebleken dat kleding aan klager van rijkswege wordt verstrekt. Dit betreft schone kleding. De beroepscommissie heeft geen redenen hieraan te twijfelen. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. en c. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart deze klachten alsnog gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van (2 x € 5,-) € 10,-.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake beklag d., verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 1 mei 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

             

secretaris        voorzitter

Naar boven