Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2124/GA, 1 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Nummer:         R-18/2124/GA

Betreft: [klager]            datum: 1 mei 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [gemachtigde], namens [klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 22 oktober 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen te Alphen aan den Rijn, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Alphen in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn gemachtigde om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de weigering van mw. […] als functioneel bezoek (AR 2018/558).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De bezoekster zou klager bijstaan in een beklagzaak. Haar is de toegang in het kader van functioneel bezoek ontzegd, terwijl zij eerder wel als functioneel bezoek werd aangemeld. Zij neemt altijd een uittreksel van de Kamer van Koophandel (KvK) mee, om verwarring te voorkomen, nu zij dezelfde achternaam heeft als klager. De bezoekster staat klager bij in een letselschadezaak van voor zijn detentie. Sinds de beklagzaak, wordt haar de toegang ineens geweigerd. Het bezoek is nu juist cruciaal voor de beklagprocedure. Het is opvallend dat de beklagcommissie haar ook niet ter zitting wilde toelaten.

Namens de directeur is daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie.

 

3.         De beoordeling

Het onderwerp van de klacht

Klager beklaagt zich erover dat een bezoekster hem niet in het kader van haar beroep mag bezoeken. Zij is een tante van klager, maar heeft ook een juridisch adviesbureau. Zij staat hem bij in een letselschadezaak en in deze en een eerdere beklagzaak.

 

De ontvankelijkheid van het beklag

De beklagcommissie heeft klager ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Het weigeren van een bezoeker, wordt volgens vaste jurisprudentie aangemerkt als een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60 van de Pbw. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie daarom vernietigen en het beklag alsnog inhoudelijk beoordelen.

 

Het wettelijk kader

Uit artikel 38, zevende lid, in verbinding met artikel 37, eerste lid, onder i., van de Pbw, volgt dat een rechtsbijstandverlener toegang heeft tot een gedetineerde op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen. Tijdens dat bezoek kan de rechtsbijstandverlener zich in beginsel vrijelijk met de gedetineerde onderhouden.

De beroepscommissie heeft in een eerdere zaak (RSJ 11 augustus 2016, 16/1901/GA) geoordeeld dat onder een rechtsbijstandverlener niet alleen een advocaat kan worden verstaan. Daarin sloot zij aan bij een uitleg van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 24 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ8446), waarin is overwogen:

“De rechtbank heeft, onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling [...], terecht vooropgesteld dat met de term rechtsbijstandverlener [...] de persoon wordt bedoeld, voor wie het verlenen van rechtsbijstand tot zijn beroepsmatige taak behoort en dat personen zonder juridische scholing niet geacht kunnen worden zodanige bijstand te verlenen.”

In die uitspraak is een professioneel belastingadviseur als rechtsbijstandverlener aangemerkt omdat deze over een zekere juridische deskundigheid beschikt, in voldoende mate juridisch geschoold is en de door hem in dit kader verrichte werkzaamheden tot zijn beroepsmatige taak kunnen worden gerekend.

 

De redelijkheid van de bestreden beslissing

Onweersproken is dat klagers bezoekster hem bijstaat (dan wel bijstond) in een letselschadezaak. Ook heeft zij met een uittreksel van de KvK onderbouwd dat zij sinds 2007 de eigenares is van een letselschadeadviesbureau – in het uittreksel aangemerkt als “rechtskundig adviesbureau”. Gelet daarop is voldoende aannemelijk dat het verlenen van rechtsbijstand tot haar beroepsmatige taak behoort en dat zij bijstand verleent die personen zonder juridische scholing niet geacht kunnen worden te verlenen. Bij deze stand van zaken moet zij dan ook worden aangemerkt als rechtsbijstandverlener in de zin van artikel 37, eerste lid, onder i., van de Pbw.

Het is begrijpelijk en wenselijk dat vanuit de inrichting voorzichtig wordt omgegaan met een rechtsbijstandverlener die tevens familie van de gedetineerde is. Dat enkele feit is op zichzelf echter onvoldoende om klagers rechtsbijstandverlener de privileges te ontzeggen die haar op grond van de wet toekomen.

Gelet op het voorgaande, zal de beroepscommissie het beroep en het onderliggende beklag gegrond verklaren. Nu klager een bezoek van zijn rechtsbijstandverlener heeft gemist, komt hem een tegemoetkoming toe van € 25,=.

 

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. A.M.G Smit, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 1 mei 2020.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven