Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5552/GB, 23 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:23-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer:         R-19/5552/GB

 

Betreft: [klager]            datum: 23 maart 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 11 december 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 5 november 2019 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de locatie Esserheem te Veenhuizen.

 

3.         De standpunten

3.1.      Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klagers gezondheid zal verslechteren als hij nog langer in Veenhuizen moet verblijven. Klager heeft in het kader van zijn verzoek om overplaatsing aan de medisch adviseur van de afdeling gezondheidszorg toestemming gegeven inlichtingen in te winnen betreffende zijn gezondheidstoestand. In klagers penitentiair dossier en medisch dossier staat opgenomen dat hij een stevige roker is. Dit is onjuist en zal worden aangepast. Klager is bekend met astma. Klager blowt omdat hij dan minder benauwd is. Klagers partner woont in Maarssen en heeft sinds kort haar rijbewijs. Klager maakt zich telkens ongerust over haar wanneer zij op bezoek komt, omdat zij als beginnend bestuurder een lange reisafstand moet afleggen om hem te kunnen bezoeken. De reiskosten zijn voor haar – gezien haar inkomen – hoog en op lange termijn is dit voor haar niet meer te betalen. Klager heeft gedurende zijn detentie de steun van zijn familie nodig. Klager heeft het co-ouderschap en zag zijn kinderen normaal gesproken om de week. Klagers kinderen verbleven, voordat hij gedetineerd raakte, een hele week bij hem. Klager zou zijn kinderen graag minimaal één keer per maand persoonlijk willen zien. Klagers dochter wordt gemiddeld na een half uur wagenziek en het duurt een tijdje voordat zij daarvan hersteld is. Dit heeft gevolgen voor de sfeer tijdens het bezoek en klager kan geen goed gesprek met zijn dochter voeren. Daarna moet zijn dochter nog terug naar Almere. Het is onmogelijk om klagers kinderen in Veenhuizen op bezoek te laten komen. Klager heeft eerder in het JC Zaanstad verbleven alwaar hij de cursus “Mijn Kind en Ik” heeft gevolgd. Daaruit heeft hij geleerd hoe belangrijk het dagelijks contact is met zijn kinderen en hoe belangrijk de bezoekmomenten voor hen zijn. Nu het Openbaar Ministerie (OM) geen bezwaar heeft tegen klagers overplaatsing gaat het uitgangspunt dat preventief gehechten in het arrondissement van berechting worden geplaatst niet langer op.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klagers standpunt dat hij binnen de inrichting gezondheidsklachten ervaart heeft hij onvoldoende onderbouwd. Klager heeft geen advies van een onafhankelijke arts van de afdeling Individuele Advisering (IMA) gevraagd. Daarnaast is het moeilijk kunnen ontvangen van bezoek inherent aan het ondergaan van detentie. Eventuele problemen ten aanzien van het bezoek vormen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium. Van bijzondere omstandigheden is geen sprake nu klager regelmatig bezoek ontvangt uit Almere. De medische klachten van klagers dochter zijn eveneens niet aangetoond met een IMA-advies en zijn daarom ook onvoldoende onderbouwd. De plaatsing van klager in de locatie Esserheem te Veenhuizen is een juiste plaatsing geweest. De wettelijke bepaling blijft van kracht ondanks het feit dat het OM geen bezwaren heeft tegen klagers overplaatsing.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van zijn plaatsing in een gevangenis, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd. Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) geschiedt “de eerste plaatsing van een voorlopig gehechte gedetineerde die in afwachting is van berechting in eerste aanleg in een h.v.b., bij voorkeur gelegen in of toegewezen aan het arrondissement van vervolging”. Klager is – zo blijkt uit het selectieadvies - preventief gedetineerd voor het arrondissementsparket Groningen en verblijft conform voornoemd artikel in een h.v.b. in het arrondissementsparket Noord-Nederland.

4.2.      De beroepscommissie constateert dat het OM, alsmede de inrichting, geen bezwaar heeft tegen overplaatsing van klager naar het JC Zaanstad.

De inrichting adviseert positief ten aanzien van een horizontale overplaatsing, naar bij voorkeur het JC Zaanstad, om detentieschade bij de kinderen van klager zoveel mogelijk te beperken, zodat zijn kinderen hem kunnen bezoeken. Hoewel klager overigens niet is verstoken van bezoek, volgt uit de overgelegde bezoekerslijsten dat zijn minderjarige kinderen in die periode niet bij hem op bezoek zijn gekomen. Gelet op het voorgaande moet de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal de Minister opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Voor een tegemoetkoming bestaat geen aanleiding.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M. Iedema, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. van Noordt, secretaris, op 23 maart 2020.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven