Nummer R-20/5684/GB
Betreft [klager] Datum 23 april 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 9 december 2019 beslist klager over te plaatsen naar het huis van bewaring (HVB) van de locatie Esserheem te Veenhuizen.
Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 30 december 2019 het bezwaar ongegrond verklaard.
Klagers raadsvrouw, mr. A.M. Veld, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager kan zich niet verenigen met de stelling dat sprake zou zijn van een conflict met een personeelslid. Hier is ook pas voor het eerst over gesproken in de beslissing op bezwaar. Er heeft nooit een conflict plaatsgevonden. Dit wordt enkel opgevoerd om de bestreden beslissing te kunnen rechtvaardigen. Het vermoeden bestaat dat de overplaatsing alleen heeft plaatsgevonden vanwege het feit dat in de PI Leeuwarden iemand werkzaam is die in dezelfde omgeving woont als klager. Klager had en heeft echter geen contact met deze buurtgenoot. Deze buurtgenoot woont in een heel andere flat. Daarbij is klager, nadat hij deze buurtgenoot in de PI een keer had getroffen, overgeplaatst naar een andere groep, waar deze buurtgenoot niet werkzaam is. Niet valt in te zien waarom klager niet op deze groep kon blijven. De overplaatsing naar de locatie Esserheem is dan ook onterecht geweest. Klager is ook nog eens zonder overleg overgeplaatst naar de locatie Esserheem, waar hij al bij aankomst aangaf zich onveilig te voelen.
Klager is inmiddels geselecteerd voor een andere PI. Anderhalve maand nadat hij is aangevallen in zijn cel in de locatie Esserheem is die beslissing pas genomen. Verweerder stelt dat hiermee klagers primaire verzoek is ingewilligd. Het primaire verzoek was echter dat klager zou worden teruggeplaatst naar de PI Leeuwarden. Verzocht wordt de proceskosten te vergoeden en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van verweerder
Bij besluit van 30 januari 2020 is klager geselecteerd voor de PI Zwolle, omdat zijn veiligheid niet meer kon worden gewaarborgd in de locatie Esserheem. Het plaatsen van klager in de PI Leeuwarden is geen optie geweest, vanwege de bekendheid met een personeelslid. Nu het verzoek van klager is ingewilligd en hij is weggeplaatst uit de locatie Esserheem, is zijn belang bij de beoordeling van het beroep komen te ontvallen.
3. De beoordeling
Klager verbleef in het HVB van de PI Leeuwarden. Op 9 december 2019 is hij overgeplaatst naar het HVB van de locatie Esserheem, wegens bekendheid met een personeelslid. Op 30 januari 2020 is klager geselecteerd voor het HVB van de PI Zwolle. Op 6 april 2020 is klagers voorlopige hechtenis geschorst. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen. De stelling van verweerder dat klager geen belang heeft bij de beoordeling van het beroep omdat zijn verzoek is ingewilligd, volgt de beroepscommissie overigens niet. Zij leidt uit de stukken immers af dat klager primair weer in de PI Leeuwarden geplaatst wilde worden.
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst. In dit geval is dat het arrondissement Noord-Nederland.
De directeur van de PI Leeuwarden heeft in het selectieadvies van 3 december 2019 verweerder verzocht om klager over te plaatsen naar de PI Veenhuizen, dit in verband met bekendheid met een personeelslid. Hierop heeft verweerder aanvullende informatie gevraagd. Op 6 december 2019 is namens het afdelingshoofd nader schriftelijk toegelicht dat klager een overbuurman van het betreffende personeelslid is en zij elkaar regelmatig buiten tegenkomen tijdens het uitlaten van de honden. Naar aanleiding van een negatief contactmoment bij het openen van de celdeur, waarbij klager zich duidelijk boven het personeelslid probeerde te stellen en hij haar een onaangenaam gevoel gaf, is overgegaan tot het indienen van een verzoek tot overplaatsing.
Hoewel de beslissing tot overplaatsing summier gemotiveerd is, kon de beslissing om klager niet langer in de PI Leeuwarden te laten verblijven op basis van voornoemde informatie in redelijkheid worden genomen. Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
Ten overvloede en naar aanleiding van het verzoek van klagers raadsman de proceskosten van de beroepsprocedure te vergoeden, overweegt de beroepscommissie dat de Pbw een dergelijke mogelijkheid niet kent.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 23 april 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. M. Iedema en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. R. Smeijers, secretaris.
secretaris voorzitter