Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5858/GB, 17 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:17-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-20/5858/GB

 

Betreft: [klager]            datum: 17 februari 2020

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 15 januari 2020 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers bezwaar gericht tegen de oproep zich te melden op 20 februari 2020 in de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Op 27 december 2019 is klager opgeroepen zich op 20 februari 2020 te melden in de p.i. Almelo voor het ondergaan van 24 dagen gevangenisstraf. Op 13 januari 2020 heeft klager bezwaar ingediend tegen voornoemde oproep. Dit bezwaar is op 15 januari 2020 ongegrond verklaard.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager stelt dat het lastig is om een verklaring van een andere arts te verkrijgen, gezien het feit dat een dergelijke verklaring meestal aangevraagd moet worden met identificatie door middel van een rijbewijs en omdat er overleg met de eigen huisarts moet plaatsvinden. Dit vergt tijd die klager niet heeft en de faciliteiten die hij niet bezit. Bij de eerste afgegeven medische verklaring is rekening gehouden met de afscherming van klagers privacy. Het is klager onduidelijk op wat voor wijze hij zijn gezondheidssituatie dient te onderbouwen. Klager heeft zijn huisarts gevraagd een verklaring op te stellen met daarin een samenvatting van de gesprekken die tijdens het consult plaatsvonden. Klager heeft die verklaring bijgevoegd bij de stukken. Klager lijdt onder andere aan hartaandoeningen die bij associatie met bureaucratische handelingen op zodanige wijze verergeren dat er sprake is van een levensgevaarlijke situatie. Door hevige emotionele stress kan zijn hart dusdanig worden belast, dat ernstige/fatale gevolgen kunnen optreden. Klager vindt het onredelijk dat zijn uitgebreide medische documentatie niet aan de medisch adviseur wordt overgedragen. Klager stelt zijn straf al te hebben uitgezeten en ten onrechte alsnog te zijn opgeroepen voor het ondergaan van een vrijheidsstraf.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Zoals blijkt uit de aanwijzing van het Openbaar Ministerie over het uitstelbeleid kan een verzoek tot uitstel om verschillende redenen worden toegekend. Voorop staat echter de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Daarom wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden uitstel verleend. Dit geldt ook voor klager. Op 1 januari 2020 is de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Wet USB) in werking getreden. Op 22 januari 2020 heeft klager wederom een bezwaarschrift ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft de Minister aan klager een toestemmingsverklaring gemaild met het verzoek die in te vullen en terug te mailen. De medische toestemmingsverklaring is tot op heden door de Minister niet ontvangen. Nu de toestemmingsverklaring niet is ontvangen, kan het dossier van klager niet aan de Individuele Medisch Adviseur worden toegezonden met het verzoek een detentiegeschiktheidsonderzoek in te stellen. De Minister heeft een beslissing nagezonden van 3 februari 2020 waarin klagers verzoek tot gratie is afgewezen.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Klager stelt vanwege zijn gezondheidssituatie detentieongeschikt te zijn en heeft daartoe twee medische verklaringen overgelegd.

4.2.      De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat klager voldoende in de gelegenheid is gesteld om een toestemmingsverklaring in te dienen bij de Minister zodat een onderzoek gestart kan worden naar klagers detentiegeschiktheid. Tot op heden heeft klager voornoemde toestemmingsverklaring niet ingediend. Zonder voornoemde toestemmingsverklaring is het niet mogelijk een detentiegeschiktheidsonderzoek te starten. Dit is een onderdeel van de geldende procedure ten aanzien van zelfmelders, zoals is opgenomen in de Wet USB, ingegaan op 1 januari 2020. Overigens gaat het om een relatief korte gevangenisstraf van 24 dagen en is klager in overweging gegeven zijn medische verklaringen mee te nemen naar de inrichting, zodat daar gekeken kan worden naar wat voor zorg hem in de p.i. geboden kan worden. Het is de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden dat -zoals klager stelt-  hij de aan hem opgelegde vrijheidsstraf van 24 dagen al heeft ondergaan. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraakDe beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 17 februari 2020.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven