Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5357/TA, 28 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/5357/TA

betreft: [klager]            datum: 28 april 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 19 november 2019 van de beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. A.R. Ytsma om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het door de instellingsarts niet bespreken van resultaten van een laboratoriumonderzoek (HK2019/73).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager dient wel in zijn beklag te worden ontvangen. De instellingsarts heeft de zorgplicht niet betracht. Er is daarom geen sprake van de wijze van betrachten van de zorgplicht die tot niet-ontvankelijkheid zou moeten leiden.

Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De beklagcommissie heeft de klacht juist beoordeeld.

 

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 56 Bvt staat beklag open tegen daar genoemde beslissingen die door of namens het hoofd van de instelling zijn genomen. Tegen het handelen van de instellingsarts staat, in tegenstelling tot de andere beginselenwetten, in de Bvt geen rechtsmiddel open. Nu als onweersproken vaststaat dat klager zich beklaagt over de instellingsarts, kan klager vanwege het ontbreken van een rechtsmiddel niet in zijn beklag worden ontvangen.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. drs. L.C. Mulder, leden,  in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 28 april 2020.

 

 

 

       

            secretaris                                voorzitter                    

Naar boven