Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4943/TA, 28 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/4943/TA

betreft: [klager]            datum: 28 april 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van FPC de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de instelling, gericht tegen een uitspraak van 8 oktober 2019 van de beklagcommissie bij genoemde instelling, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de instelling om het beroep schriftelijk toe te lichten, en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissingen van 22 mei 2019 tot plaatsing van klager op een afdeling voor intensieve zorg en tot afzondering van klager (klachtnummer PV 2019/011 en PV 2019/012).

De beklagcommissie heeft het beklag inhoudelijk ongegrond maar formeel gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van € 30,= toegekend, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten

Het hoofd van de instelling heeft het beroep als volgt toegelicht.

De door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming is te hoog. De instelling heeft klager tweemaal € 5,= aangeboden voor het te laat uitreiken van de beslissingen van 22 mei 2019 op respectievelijk 28 en 29 mei 2019. Klager is tijdens het horen uitgebreid ingelicht over de redenen voor het opleggen van beide beslissingen. Het is daarom niet juist dat klager zoals door de beklagcommissie is overwogen langere tijd van de motivering van de beslissingen verstoken is geweest.

Volgens de door de Raad vastgestelde standaardbedragen voor een tegemoetkoming kan in geval een beslissing inhoudelijk kon worden genomen voor vormverzuim als vuistregel een tegemoetkoming van € 10,= worden toegekend. En daarvan kan onder omstandigheden worden afgeweken, met bijvoorbeeld een tegemoetkoming van € 5,= in geval van een klein verzuim of €15,= in geval van verzuim in verscheidene opzichten. Het per abuis op één van de beslissingen vermelden dat de datum van uitreiking 11 mei 2017 is geweest, is een kennelijke verschrijving, waarvoor uiteraard ook excuses aan klager zijn aangeboden. Voorgaande gebreken rechtvaardigen niet dat de genoemde richtlijn van de Raad betreffende de standaardbedragen tegemoetkomingen dermate wordt opgerekt dat klager nu een tegemoetkoming krijgt toegekend die even hoog is als drie dagen onterechte separatie. Om precedentwerking te voorkomen is het onwenselijk en onjuist om dermate hoge tegemoetkomingen toe te kennen.

Door en namens klager is daarop niet gereageerd.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming van € 30,= voor het te laat uitreiken van de beslissingen van 22 mei 2019 op respectievelijk 28 en 29 mei 2019. Het in beide gevallen zo laat uitreiken van de schriftelijke mededelingen van ingrijpende beslissingen zoals de onderhavige kan niet worden aangemerkt als klein verzuim zoals de instelling kennelijk betoogt, maar kan evenmin als zodanig ernstig worden aangemerkt dat een hogere tegemoetkoming dan gebruikelijk zou moeten worden toegekend zoals door de beklagcommissie is gedaan.

Zij zal daarom het beroep gegrond verklaren en overeenkomstig de door de Raad vastgestelde ‘standaardbedragen tegemoetkomingen’ een tegemoetkoming toekennen van tweemaal € 10,=, in totaal € 20,=.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 20,=.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit R.M. Maanicus, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. drs. L.C. Mulder, leden,  in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 28 april 2020.

 

       

 

            secretaris                                voorzitter                    

 

Naar boven