Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3764/GA, 30 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:30-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:         R-19/3764/GA

betreft: [klager]            datum: 30 april 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting Vught, gericht tegen een uitspraak van – de beroepscommissie begrijpt – 13 mei 2019 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek om bezoek zonder toezicht (BZT) (VU-2019-00495).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 50,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klagers verzoek om BZT is afgewezen, omdat hij niet heeft aangetoond dat de band tussen hem en zijn beoogde bezoek hecht en duurzaam is. Ter zitting van de beklagcommissie heeft klager aangevoerd dat zijn vriendin tientallen keren op bezoek is geweest en dat hij veel foto’s en post van haar op zijn cel heeft. De directeur geeft aan dat klager deze informatie niet heeft gedeeld met de casemanager. De communicatie tussen klager en de casemanager was niet goed, omdat klager vaak het gesprek met de casemanager niet wilde aangaan of het gesprek voortijdig beëindigde.

Klager heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Klager heeft een verzoek ingediend om BZT te mogen ontvangen van zijn bezoekster. De directeur heeft dit verzoek afgewezen, omdat klager ten tijde van de te nemen beslissing niet heeft kunnen aantonen dat sprake was van een hechte en duurzame relatie tussen hem en zijn bezoekster. Eerst ten tijde van het indienen van het klaagschrift heeft klager informatie verstrekt met betrekking tot deze duurzame relatie, namelijk dat de bezoekster al zo’n tien maanden op bezoek komt en dat hij foto’s en post van haar heeft. De beroepscommissie overweegt dat niet aannemelijk is geworden dat klager deze informatie op een eerder moment heeft gedeeld met zijn casemanager. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing onder die omstandigheden onredelijk en onbillijk was. Ten tijde van de te nemen beslissing beschikte de directeur niet over alle informatie en kon de directeur in redelijkheid beslissen dat niet aan alle voorwaarden voor toekenning van een BZT werd voldaan. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 30 april 2020.

 

 

 

 

            secretaris        voorzitter

 

Naar boven