Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3430/GA, 24 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:24-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/3430/GA

 

betreft: [klager]            datum: 24 maart 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein, gericht tegen een uitspraak van 11 april 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de omstandigheid dat klager voorafgaand aan de beslissing tot verlenging van de beperkende maatregelen, die zijn opgelegd in het kader van klagers plaats en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht- en maatschappelijk risico (GVM-lijst), niet door de directeur is gehoord (NM2019/014).

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 30,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur heeft klager wel degelijk gehoord. In eerste instantie is klager verteld dat de directeur geen reden ziet om de maatregel aan te passen gelet op de informatie vanuit het Operationeel Overleg (OO). Vervolgens heeft de directeur klager de gelegenheid gegeven om te reageren. Klager had hier geen behoefte aan aangezien hij niet anders had verwacht. De directeur heeft vervolgens het volgende op de beschikking genoteerd: “uitgereikt en gesproken, Theo de Groen, 31 december 2019, 12:10 uur”. Nadat klager is gehoord, heeft de directeur zelf de beslissing aan klager uitgereikt. Klager zei toen: “geef maar hier, is goed zo”. Als klager tijdens het horen aanleiding had gegeven om de beslissing achterwege te laten, dan zou de directeur dat gedaan hebben. Klager heeft dat niet gedaan, klager heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan een reactie.

Het is juist dat klager voorheen niet is gehoord over beperkende maatregelen. Klager is hiertegen in beklag gegaan en hier is dan ook lering uit getrokken. Het is inmiddels doorgedrongen dat klager hierover dient te worden gehoord en in dit geval is dat dan ook gebeurd.

Klager heeft aangegeven dat het verhaal hetzelfde blijft en dat hij er niets aan heeft toe te voegen.

 

3.         De beoordeling

De directeur kan – indien dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting – aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst toezichtmaatregelen opleggen. Alvorens hiertoe te beslissen, dient de directeur een eigen belangenafweging omtrent de noodzaak van die toezichtmaatregelen te maken. De belangenafweging moet toetsbaar en dus kenbaar zijn. Dat betekent dat de in dit kader gemaakte belangenafweging evenals de inhoud van het horen van de gedetineerde op enigerlei wijze schriftelijk moeten worden vastgelegd. De beslissing tot oplegging van de maatregelen moet worden genomen op basis van de binnengekomen informatie van het GRIP, de visie van de directeur, maar ook naar aanleiding van de informatie die de gedetineerde zelf verstrekt. Het horen van de gedetineerde dient dus te geschieden ten behoeve van en voorafgaand aan de door de directeur te maken belangenafweging.

In onderhavige zaak is op de schriftelijke mededeling slechts een aantekening gemaakt die vermeldt ‘uitgereikt en gesproken’. Een dergelijke summiere aantekening volstaat niet nu op geen enkele wijze inzichtelijk wordt/is geworden wat er in het kader van het horen is aangevoerd en besproken. Evenmin is kenbaar in hoeverre de visie van klager is betrokken bij de belangenafweging.

Dat de directeur in beroep wel inzicht heeft gegeven in hoe het gesprek met klager is verlopen maakt dit het oordeel niet anders, nu deze informatie pas in beroep is verstrekt.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.W. Wabeke en mr. D. van der Sluis, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 24 maart 2020.

 

                         

 

 

secretaris       voorzitter

 

Naar boven