Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3633/GA, 20 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:20-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

 

nummer:         R-19/3633/GA

betreft: [klager]            datum: 20 april 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 26 april 2019 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de verkorting van de duur van het bezoek zonder toezicht (bzt) van tweeënhalf naar twee uur (EH-2019-000093).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur heeft niet aangetoond op grond van welke regels is besloten tot inkorting van het bzt. De directeur stelt dat bzt een gunst is, geen recht. De huisregels vermelden echter dat bzt een recht is. De directeur heeft daarbij twee voorwaarden voor het krijgen van bzt toegevoegd. Hij vaart een eigen koers en volgt het landelijk beleid in deze niet. De directeur dient bovendien een eigen afweging te maken ten aanzien van de duur van het bzt. Een bzt van een langere duur draagt bij aan een goede relatie. Primair verzoekt klager om bzt voor de duur van tweeënhalf uur. Subsidiair vraagt hij de huisregels ongeldig te verklaren voor zover deze niet overeenkomen met de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen. Aanvullend heeft klager opgemerkt dat bzt in de gezins- en spreekkamer, anders dan in de bzt-kamer, wel wordt toegestaan voor de duur van tweeënhalf uur.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager klaagt over algemeen beleid en niet over een door of namens de directeur genomen beslissing op grond van artikel 60 van de Pbw.

 

3.         De beoordeling

In de huisregels van de inrichting is het volgende bepaald:

Wanneer u in het huis van bewaring verblijft kunt u één keer in de maand voor de duur van maximaal één uur bzt aanvragen met uw partner. Wanneer u in het gevangenisregime verblijft heeft u recht op maximaal twee uren bzt per maand.

Het beklag is gericht tegen deze voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende regel en tegen een dergelijke regel staat in beginsel geen beklag open tenzij sprake is van strijd met hogere wet- of regelgeving. Hiervan is niet gebleken.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 20 april 2020.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven