Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4120/GM, 16 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/4120/GM

betreft: [klager]            datum: 16 april 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Kemper, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Justitieel Complex (JC) Schiphol te Badhoevedorp, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 26 mei 2019 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

De beroepscommissie heeft de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. T. Kemper om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het aan de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid gerichte verzoek om bemiddeling van 14 mei 2019, betreft het niet adequaat behandelen van klachten die klager ervaart door het inademen van kerosinelucht tijdens zijn verblijf in het JC Schiphol en de medische behandeling in verband met een te hoge bloeddruk en andere klachten.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager meent dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn medische klachten. In het verslag van bemiddeling staan leugens. Klager heeft over een periode van veertien maanden geen medicatie tegen de hoge bloeddruk gekregen. Justitie heeft uiteindelijk toch de grapefruit en sopropo ingevoerd.

Klager ervaart gedurende zijn detentie last van diverse klachten. Dit betreft, maar niet uitsluitend, een hoge bloeddruk, pijnklachten aan zijn rug, neus en longen en hersenkrampen. Klager betwist niet dat hij regelmatig door de arts is gezien, maar tot een adequate behandeling komt het niet altijd. Ook voor zijn detentie had klager jarenlang last van hoge bloeddruk. Een hoge bloeddruk brengt de nodige risico’s met zich mee, een goede behandeling is daarom noodzakelijk. Het gebruik van reguliere medicatie is voor klager niet mogelijk in verband met bijwerkingen. Vóór klagers detentie is van alles geprobeerd, maar niets hielp. Uiteindelijk bleek klager in staat zijn hoge bloeddruk te reguleren met het gebruik van grapefruit en sopropo. Tijdens detentie heeft klager, tegen beter weten in, reguliere medicatie geprobeerd, maar zonder het gewenste resultaat. De klachten verergerden zelfs. Vervolgens heeft klager die medicatie geweigerd en verzocht om grapefruit en sopropo. Op 30 oktober 2018 kreeg klager eenmaal toestemming om grapefruit en sopropo door zijn bezoek te laten invoeren. Dit leidde uiteindelijk tot een verlaging van de bloeddruk. Het gebruik van grapefruit en sopropo heeft dus het gewenste effect. Klager vraagt zich af waarom deze goederen nooit op de bestellijst van de inrichtingswinkel zijn gezet. In het medisch dossier is op 5 april 2019 aangetekend dat overleg met de directie zou plaatsvinden over het opnieuw invoeren van deze goederen, mits klager de nieuwe medicatie zou proberen. Dit laatste heeft klager gedaan. Of het overleg met de directie heeft plaatsgevonden en wat hiervan de uitkomst is, is niet bekend. Het voornaamste onderdeel van de klacht is dan ook dat hem ten onrechte door de medische dienst geen grapefruit en sopropo ter beschikking worden gesteld. Klager heeft deze goederen nodig voor medische doeleinden en zij hebben het gewenste effect op zijn gezondheid. Een lagere bloeddruk en de beschikking over grapefruit en sopropo zullen ook een gunstig effect hebben op de overige klachten van klager, al was het maar vanwege de rust die dit bij klager teweeg zal brengen. Daarnaast is klager van mening dat te weinig aandacht is besteed aan klagers rugklachten na de val uit bed op 28 november 2018 en de hersenpijn die is ontstaan na het gebruik van ACE-remmers vanaf 8 maart 2019 en dat hij daaraan onvoldoende is behandeld.

De inrichtingsarts heeft gereageerd door toezending van het medisch dossier. Verder heeft de inrichtingsarts toegelicht dat klager een grote zorgbehoefte heeft en na een verblijf in het PPC, op de EZV (extra zorg voorziening) van het JC Zaanstad verblijft. Medisch gezien krijgt klager veel aandacht en zorg.

 

3.         De beoordeling

Ingevolge artikel 30, tweede lid, Pm dient het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de mededeling van de medisch adviseur te worden ingediend.

Het verslag van bemiddeling van de medisch adviseur is gedateerd 26 mei 2019. Uit telefonische informatie van de afdeling gezondheidszorg van het NIFP (medisch adviseur) is gebleken dat het verslag van bemiddeling op 26 mei 2019 is vastgesteld en op 11 juni 2019 aan klager en de inrichtingsarts is verzonden. Het namens klager per e-mail ingediende beroepschrift is op donderdag 4 juli 2019 op het secretariaat van de Raad ontvangen. In dit beroepsschrift wordt gesteld dat klager het verslag van bemiddeling die week heeft ontvangen. Op 10 juli 2019 heeft klagers advocaat het door klager ontvangen verslag van bemiddeling van 26 mei 2019 toegezonden. Hieruit blijkt dat dat verslag is verstuurd naar het JC Schiphol, waar klager op dat moment echter niet meer verbleef. Gelet op deze gang van zaken heeft de beroepscommissie onvoldoende reden om te twijfelen aan de juistheid van klagers mededeling dat hij het verslag van bemiddeling in de week van 4 juli 2019 heeft ontvangen. Daarvan uitgaande is het beroep tijdig ingesteld en kan klager in zijn beroep worden ontvangen.

Uit het medisch dossier blijkt dat klager frequent en veelvuldig is gezien door de medische dienst voor zijn klachten. Klager is besproken in het psycho medisch overleg (PMO) en is gezien door de neuroloog en psychiater. Ook zijn een MRI, een X LWK en een X-thorax gemaakt. Klager weigert echter de hem verstrekte medicatie omdat deze volgens hem niet helpen. De communicatie verloopt moeizaam, omdat klager boos is en zich volgens het medisch dossier dreigend heeft geuit in de richting van de medische dienst.

De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het voorgaande, het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 16 april 2020.

 

            secretaris                                voorzitter

 

Naar boven