Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3886/GA, 31 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

 

Nummer          R-19/3886/GA                        

Betreft [klager]            Datum 31 maart 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing hem te degraderen naar het basisprogramma (ZS-JG-2019-147).

De alleensprekende beklagrechter heeft op 24 september 2019 het beklag gegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De directeur heeft besloten klager te degraderen naar het basisprogramma omdat hij positief heeft gescoord op het gebruik van cannabis bij een urinecontrole en hij heeft geprobeerd te frauderen bij het afnemen van een urinecontrole. De directeur blijft bij zijn standpunt dat hier sprake is van structureel negatief gedrag. Dat beide gedragingen op 10 februari 2019 zijn vastgesteld doet daaraan niets af. Bovendien is bij de beoordeling van klagers gedrag betrokken dat hij geluidsoverlast heeft veroorzaakt en moeite heeft met het opvolgen van instructies van het personeel.

 

Standpunt van klager

Klager heeft niet gereageerd op het beroepschrift van de directeur.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Rspog) besluit de directeur over promotie en degradatie van een gedetineerde. Volgens de nota van toelichting bij de regeling (Stcrt 20 februari 2014, nr 4617) leidt ongewenst en dus rood gedrag in beginsel tot degradatie. Van een gedetineerde wordt een eigen inzet verwacht voor diens terugkeer in de samenleving. Dit krijgt vorm in het systeem van promoveren en degraderen. Bestendig positief gedrag kan leiden tot promotie met als gevolg deelname aan meer en andere activiteiten en vrijheden. Ontbreekt dit gedrag dan kan de directeur besluiten tot degradatie met als gevolg minder activiteiten en vrijheden. In de bijlagen bij de Rspog zijn voorbeelden gegeven van gedrag dat als goed gedrag (groen gedrag), dit kan beter-gedrag (oranje gedrag) en ongewenst gedrag (rood gedrag) wordt aangemerkt. Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Rspog kan de directeur besluiten tot degradatie indien de gedetineerde, die is gepromoveerd, op een van de onderdelen goed gedrag verzaakt.

Volgens vaste jurisprudentie dient de directeur hierbij een afweging te maken. Immers, de grondslag voor degradatie vormt niet de verstoring van de orde en veiligheid in de inrichting dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming zonder meer, zoals dat wel het geval is bij de disciplinaire straf en de ordemaatregel, maar de (mate van) verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie. Niet elk ongewenst gedrag hoeft tevens in te houden dat klager niet meewerkt aan zijn re-integratie.

Teneinde te voorkomen dat een gedetineerde op een incidentele gedraging wordt beoordeeld, dient de directeur naast de feiten en omstandigheden van het ongewenste gedrag, mee te wegen het structurele gedrag van de betrokken gedetineerde, waarin alle onderdelen van goed gedrag worden meegenomen (vergelijk: RSJ14/1918/GA, 10 november 2014).

Aan de beslissing tot degradatie van 20 februari 2019 legt de directeur de positieve urinecontrole op het gebruik van cannabinoïde afgenomen op 10 februari 2019 en eveneens het frauderen bij het afnemen van een urinecontrole op 10 februari 2019 ten grondslag. Ook neemt de directeur blijkens de schriftelijke mededeling in aanmerking dat sprake is van het structureel overtreden van het verbod op gebruik en bezit van verboden middelen binnen de inrichting. Verder heeft de directeur als ‘rood’ gedrag aangemerkt: het door klager vertoonde negatieve gedrag, het veroorzaken van geluidsoverlast en het niet opvolgen van de instructies van het personeel. Als  ‘dit kan beter-gedrag’ (oranje) gedrag heeft de directeur aangemerkt dat klager zich beter dient te houden aan zijn dagprogramma. Als ‘groen’ gewenst gedrag wordt genoemd dat het functioneren van klager in relatie tot anderen (met mede-justitiabelen) prima is te noemen.

Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de beroepscommissie sprake van een kenbare belangenafweging op basis waarvan de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager vanuit het plusprogramma naar het basisprogramma terug te plaatsen. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag voor de door de beklagrechter aan klager toegekende tegemoetkoming komt daarmee te ontvallen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 31 maart 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven