Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5584/GV, 14 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:14-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

NummerR-19/5584/GV

Betreft [klager]

Datum 14 april 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 18 december 2019 klagers verzoek tot algemeen verlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. D. Nieuwenhuis, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het is onbegrijpelijk dat het verzoek is afgewezen, gelet op de positieve adviezen. Het enige negatieve advies betreft het advies van de politie uit 2018. Dit advies is dus ruim een jaar oud. Het is onzorgvuldig dat verweerder stelt dat het ‘geen kwestie van hogere wiskunde is om te kunnen en mogen vaststellen dat in klagers geval sprake is van een hoog tot zeer hoog recidiverisico’. Daarbij wordt verwezen naar klagers strafblad. Zaken van 25 jaar geleden kunnen echter niet betrokken worden bij de vraag of klager nu in aanmerking zou komen voor algemeen verlof. Dat klemt temeer nu alle positieve adviezen erop duiden dat klager sinds zijn huidige detentie een gedragsverandering heeft ondergaan.

Verweerder verwijst verder naar het advies van de psycholoog van klager en zijn collega bij De Waag. Daaruit zou volgen dat sprake is van een hoog tot zeer hoog recidiverisico. Deze conclusie duidt op een onzorgvuldige lezing van het advies, dan wel op een onjuiste interpretatie hiervan. Het betreffende advies is namelijk alleszins genuanceerder dan de beslissing van verweerder doet vermoeden. De conclusie dat het recidiverisico hoog is, is namelijk enkel gebaseerd op statische risico’s. Klagers psycholoog stelt in het vervolg van zijn advies dat de dynamische risico’s een verlaging laten zien in het afgelopen anderhalf jaar. Op basis daarvan concludeert hij tot een laag-matig recidiverisico en een laag-matige kans op onttrekking.

 

Standpunt van verweerder

In de bestreden beslissing wordt verwezen naar onjuiste politieadviezen. Het juiste politieadvies van 22 oktober 2019, dat wel ziet op het door klager aangedragen verlofadres, is positief. Verder heeft het Openbaar Ministerie (OM) na het advies van 2 november 2018, nog twee keer negatief geadviseerd, te weten op 31 juli 2019 en op 23 november 2019. Dit omdat uit het advies van de reclassering volgt dat zij het risico niet kunnen inschatten en er evenmin informatie is omtrent de mogelijkheden van vrijheidsbeperkende middelen in het kader van slachtoffergericht werken.

In de bestreden beslissing wordt een parallel getrokken tussen de justitiecontacten van klager en de kans op recidive. Op basis van die gegevens kan de kans op recidive als hoog worden ingeschat. Die inschatting wordt ondersteund door de klinisch psycholoog/psychotherapeut, die verder ook stelt dat de dynamische gegevens de laatste anderhalf jaar een verlaging van het risico laten zien. De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd onder de voorwaarde dat het verlof middels elektronische controle (EC) zal worden gecontroleerd. Uit het deeladvies EC, dat na het nemen van de bestreden beslissing is afgerond, volgt dat de reclassering negatief adviseert ten aanzien van het verlofadres. Dit omdat de bewoner klager niet kent, maar de moeder van een medegedetineerde van klager betreft.

Voor zover namens klager wordt aangevoerd dat de bestreden beslissing in het licht van de positieve adviezen en de gedragsverandering van klager onbegrijpelijk is, wordt opgemerkt dat klager op 27 november 2019 heeft geprobeerd meerdere mobiele telefoons en een handelshoeveelheid verdovende middelen in te voeren. Daarom kunnen toch de nodige vraagtekens worden gezet bij de rigoureuze verandering in klagers houding ten aanzien van criminaliteit. Dat de poging tot invoer van contrabande volledig buiten medeweten van klager is geschied, is niet geloofwaardig, aangezien de betreffende bezoeker geen belang heeft bij de invoer van deze goederen. Hieruit blijkt dat klager de regels van de inrichting probeert te omzeilen en dat er bij het verlenen van verlof ook een risico is op de invoer van contrabande. De afwijzing van het verlof kan in het licht van het voorgaande niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek, mits het verlof wordt gecontroleerd door EC.

Het OM heeft op 15 november 2019 negatief geadviseerd, omdat er geen gewijzigde omstandigheden zijn sinds het negatieve advies van 31 juli 2019. Er is nog steeds geen recent reclasseringsadvies met risicotaxatie beschikbaar en er is nog steeds geen informatie over de behandelmogelijkheden en klagers bereidheid daartoe.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit adres in het advies van 18 februari 2019 in orde bevonden.

De reclassering adviseert in het deeladvies EC van 23 december 2019 – dat is uitgebracht na de afwijzing van het verzoek door verweerder – negatief ten aanzien van het door klager aangedragen verlofadres, nu de bewoonster klager in het geheel niet kent. De bewoonster is de moeder van een medegedetineerde van klager.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 12 mei 2016 gedetineerd. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 2 juni 2020.

Klager heeft verzocht om algemeen verlof, welk verzoek door verweerder is afgewezen op 18 december 2019. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Naar het oordeel van de beroepscommissie had de bestreden beslissing van meer dragende argumenten kunnen worden voorzien. Zo gaat het niet aan dat verweerder, bij afwezigheid van een recent reclasseringsadvies en daarmee samenhangend het ontbreken van een recente risicotaxatie, in de bestreden beslissing de indruk wekt die taxatie op basis van het uittreksel justitiële documentatie zelf te kunnen verrichten.

Het hiervoor overwogene doet echter niet af aan de omstandigheid dat in het verweerschrift de afwijzing van het verzoek om algemeen verlof van een meer gedegen onderbouwing wordt voorzien en dat de inhoud van het deeladvies EC van de reclassering van 23 december 2019 maakt dat de weigeringsgrond van artikel 4, aanhef en onder j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting zich voordoet.

Gelet hierop en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de afwijzing van het verzoek om algemeen verlof niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 14 april 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. R. Smeijers, secretaris.

secretaris                                                   voorzitter

Naar boven