Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3642/GA, 17 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:17-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-19/3642/GA             

Betreft [Klager]      Datum 17 april 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet (tijdig) uitbetalen door de directeur van de aan klager door de beklagcommissie toegekende financiële tegemoetkoming (LW-2019-184).

De alleensprekende beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 24 april 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. G.E. Menick, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Leeuwarden (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan een gedetineerde bij de beklagcommissie beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Klager klaagt over het gegeven dat de directeur niet (tijdig) de aan klager toegekende financiële tegemoetkoming door de beklagcommissie heeft uitbetaald. Dit levert een beklagwaardige beslissing op als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie komt echter tot het oordeel dat klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn klacht dient te worden verklaard, zij het op een andere grond, vanwege het volgende.

In de reactie op het beroepschrift heeft de directeur aangevoerd dat met klager is overeengekomen dat hij sigaretten en shag zal ontvangen en dat klager daarmee verder afziet van het uitbetalen van de toegekende compensatie. Naar aanleiding van deze reactie is op 28 februari 2020 een brief verstuurd naar de raadsman van klager, met daarin het verzoek om desgewenst binnen tien dagen na ontvangst van die brief te reageren op hetgeen door de directeur in beroep is gesteld. Hier is evenwel geen reactie op gekomen. De beroepscommissie stelt op basis van het dossier dan ook vast dat klager af heeft gezien van de financiële tegemoetkoming zoals die is toegekend door de beklagcommissie, nu hij daarvoor op andere wijze is gecompenseerd. Klager heeft gelet daarop geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn klacht.

4. De uitspraak

De beroepscommissie bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met wijziging van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 17 april 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven