Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3172/GA, 20 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:20-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/3172/GA

betreft: [klager]            datum: 20 april 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel, gericht tegen een uitspraak van 14 maart 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft (voor zover in beroep aan de orde) de omstandigheid dat de opgelegde disciplinaire straf niet in een voor klager begrijpelijke taal aan hem kenbaar is gemaakt (Ta-2019-000006).

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 50,- op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt – samengevat – als volgt toegelicht.

De beschikking is inderdaad in de Nederlandse taal aan klager uitgereikt. Anders dan de beklagrechter heeft overwogen, wordt een beschikking regelmatig in het Engels geschreven en uitgereikt indien een gedetineerde de Engelse taal wel goed beheerst. Klager beheerst de Engelse taal echter niet goed, waardoor een Engelse beschikking in dit geval geen toegevoegde waarde zou hebben gehad.

Volgens de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 1994-1995, 24263, nr. 3) op artikel 58, eerste lid, in samenhang bezien met artikel 57, eerste lid, van de Pbw is de mededelingsplicht niet zozeer gegrond op het ingrijpende karakter van de beslissingen als wel op de effectiviteit van de beklagprocedure.

Een gedetineerde dient zo snel als redelijkerwijs mogelijk te weten wat er ten aanzien van hem is beslist, waarom die beslissing is genomen en binnen welke termijn hij een rechtsmiddel kan instellen. Klager is op 4 januari 2019 gehoord in het bijzijn van de imam die het gesprek in de Arabische taal heeft vertaald. Klager heeft in dat gesprek aangegeven op de hoogte te zijn van het feit dat hij geen mobiele telefoon in zijn bezit mag hebben. Nu klager zijn klaagschrift op 8 januari 2019, ruimschoots binnen de wettelijke termijn, heeft ingediend, is gebleken dat klager wel degelijk op de hoogte is geweest van de aard en de inhoud van de beslissing en de mogelijkheid van het instellen van beklag. Overigens is de telefoon uit een lichaamsholte van klager gevallen. De stelling dat klager niet weet waarom aan hem een straf opgelegd zou zijn, is volgens de directeur dus op zijn minst opvallend te noemen. In de p.i. Ter Apel wordt, gezien de doelgroep, veelvuldig rekening gehouden met taalbarrières. In hoorgesprekken wordt een tolk ingezet en wanneer klager de uitgereikte beschikking vertaald had willen hebben, had hij zijn mentor of casemanager kunnen vragen de beschikking te bekijken en eventueel een tolk te bellen. Hij had ook een medegedetineerde kunnen vragen de tekst voor hem te vertalen. Verzocht wordt klager alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klacht, voor zover deze ziet op de uitreiking van de straf in een voor hem begrijpelijke taal, wegens gebrek aan belang.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Niet in geschil is dat de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf in de Nederlandse taal is uitgereikt. De directie stelt zich op het standpunt dat in de toelichting op artikel 58, eerste lid, van de Pbw staat vermeld dat de mededelingsplicht niet zozeer gegrond zou zijn op het ingrijpende karakter van de beslissingen als wel op de effectiviteit van de beklagprocedure. Dit is exact ook wat namens klager is gesteld: het besluit is niet aan hem uitgereikt in een voor hem begrijpelijke taal en hij is ook niet in kennis gesteld van de inhoud van de disciplinaire straf. Artikel 5 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) vordert dat klager in een voor hem begrijpelijke taal in kennis wordt gesteld van de inhoud van een disciplinaire straf die zijn vrijheid nader beperkt, doordat hij in een strafcel wordt geplaatst. Klager is door de politie tijdens het strafrechtelijke onderzoek steeds gehoord met behulp van een tolk. Het zou de directie daarom bekend moeten zijn dat klager de Nederlandse taal in het geheel niet machtig is. De directeur heeft aldus in strijd met artikel 5, tweede lid, van het EVRM gehandeld. Nu het hier gaat om een wettelijk vereiste, is niet relevant of klager daadwerkelijk in zijn belangen is geschaad. Dat de imam (nota bene op verzoek van klager zelf) de maatregel heeft vertaald, doet daaraan niets af.

 

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pbw, geeft de directeur de gedetineerde van elke beslissing als bedoeld in artikel 57, eerste lid, onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling.

Deze bepaling heeft tot doel het tijdig verstrekken van voor de gedetineerde relevante en begrijpelijke informatie. In dit geval gaat het om de mededeling van de oplegging van een disciplinaire straf. Anders dan de directie heeft gesteld, volgt uit de Memorie van Toelichting bij de Pbw juist dat voor zover het gaat om beslissingen als bedoeld in artikel 57, eerste lid van de Pbw de mededelingsplicht als bedoeld in artikel 58, eerste lid van de Pbw is gegrond op het ingrijpende karakter van een dergelijke beslissing. Voor beslissingen als bedoeld in artikel 58, tweede lid van de Pbw – kortgezegd: ordemaatregelen – geldt dat de mededelingsplicht met name gegrond is op de effectiviteit van de beklagprocedure. Voor beide groepen beslissingen geldt dat een gedetineerde zo snel als redelijkerwijs mogelijk dient te weten wat er ten aanzien van hem is beslist, waarom dat is geschied en binnen welke termijn hij welk rechtsmiddel daartegen kan instellen.

Het staat vast dat klager in een voor hem begrijpelijke taal is gehoord over de op te leggen disciplinaire straf, in het bijzijn van de imam die van en naar het Arabisch heeft getolkt.

De mededeling van de beslissing is echter in strijd met artikel 58, eerste lid van de Pbw niet zoveel mogelijk in een voor klager begrijpelijke taal geschied, nu deze in het Nederlands was opgesteld en onbetwist is dat klager die taal niet machtig is. Klager heeft geen vertaling ontvangen, noch is aan hem mondeling in een voor hem begrijpelijke taal een toelichting gegeven. Het beklag is daarom terecht gegrond verklaard door de beklagrechter.

Dat klager alsnog op de hoogte is geraakt van de aard en de inhoud van de mededeling van de directeursbeslissing, omdat de imam deze op verzoek van klager in het Arabisch heeft vertaald en dat hij vervolgens tijdig een klaagschrift heeft ingediend bij de beklagcommissie, doet aan dit formele gebrek niet af.

Wel vormt dit aanleiding om de tegemoetkoming bij te stellen en het bedrag te matigen tot € 10,-. In zoverre wordt het beroep van de directeur dan ook gegrond verklaard en de uitspraak van de beklagrechter wordt op dit onderdeel vernietigd.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inhoudelijk ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, voor zover daartegen beroep is ingesteld en met aanvulling van de gronden.

Zij verklaart het beroep voor zover het de toegekende tegemoetkoming betreft gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre en kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 10,-.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr T.B. Trotman, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. R.H. Koning, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 20 april 2020.

 

 

 

 

            secretaris        voorzitter

Naar boven