Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2850/GA, 5 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 03/2850/GA

betreft: [klager] datum: 5 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 11 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mevrouwmr. G.L.M. Lenssen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 13 november 2003 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouwe om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het zoekraken van spullen na overplaatsing na strafcelplaatsing.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager is na afzondering wegens ongewilde betrokkenheid bij een incident op 9 juni 2003 geplaatst op de LAA te Rotterdam en vervolgens overgeplaatst naar de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel. Het ontruimingsverslag dateertvan 11 juni 2003. Klagers moeder heeft op verzoek van klager zijn spullen opgehaald, bij welke gelegenheid zij niet de mogelijkheid heeft gekregen te controleren of alle op het ontruimingsverslag genoemde spullen aanwezig waren. Zijheeft geen ontruimingsverslag ontvangen bij het uitvoeren van de spullen. Vervolgens heeft zij de spullen weer ingevoerd bij de locatie De IJssel. Bij thuiskomst miste zij de batterij-oplader en twee batterijen, drie koffiebekers,een deurplaatje en een backgammonspel. Bij klagers spullen bleek een aantal de inrichting toebehorende zaken te zitten, zoals een cd uit de bibliotheek, een kussensloop, theedoek en prullenbak. Telefonische informatie door delocatie Zoetermeer aan klager leerde dat niets van hem was achtergebleven.
De drie mokken en het deurplaatje hebben de piw-ers kennelijk verzuimd in te pakken en op de ontruimingslijst te vermelden. Op dit punt had het beklag gegrond moeten worden verklaard wegens nalatigheid van de inrichting. Voorts zijnde kennelijk wel ingepakte en op de ontruimingslijst vermelde spullen (backgammonspel, batterij-oplader en batterijen) niet aan klagers moeder overgedragen. Indien toepassing was gegeven aan de artikelen 1.5 en 1.6 van richtlijn021/388 d.d. 3 februari 1988 was een en ander eerder geconstateerd. Een kopie van het ontruimingsverslag had gevoegd moeten worden bij de goederen die klagers moeder in ontvangst nam, zij had de spullen dienen te controleren in deinrichting en voor ontvangst moeten tekenen. Nu de inrichting niet deze of een vergelijkbare zekerheid biedende procedure heeft gevolgd, komt het risico van vermissing voor rekening van de inrichting. De beklagcommissie miskent datde inrichting aantoonbaar correct goederen dient af te geven aan klagers moeder. Het vorenstaande dient te leiden tot gegrondverklaring van het beroep en toekenning van een redelijke tegemoetkoming.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ingevolge paragraaf 1.5 en 1.6 van de richtlijnen met betrekking tot door gedetineerden in de penitentiaire inrichtingen achtergelaten voorwerpen d.d. 3 februari 1988 nr 021/388 wordt het ontruimingsverslag bij de op celaangetroffen goederen van gedetineerden gevoegd, indien deze goederen in geval van overplaatsing naar een andere inrichting worden nagezonden, waarna de gedetineerde bij ontvangst van de goederen het ontruimingsverslag voor akkoordtekent. Het verslag blijft bewaard in de inrichtingsadministratie.
De beroepscommissie stelt vast dat voornoemde paragrafen van voornoemde regeling zien op de situatie dat de op cel aangetroffen goederen worden nagezonden naar de andere inrichting van verblijf. Gebleken is dat met betrekking tot dedoor klager achtergelaten eigendommen de celontruiming heeft plaats gehad conform de in de regeling aangegeven procedure. Nu klager ervoor gekozen heeft niet zijn spullen met de justitiële vrachtdienst te doen overbrengen naar denieuwe inrichting, doch zijn moeder heeft gevraagd zijn spullen uit te voeren uit de inrichting om deze vervolgens weer te doen invoeren in de nieuwe inrichting van verblijf, kan klagers beroep op paragraaf 1.5 en 1.6 van voornoemderegeling niet slagen. Voor het overige is naar het oordeel van de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat de inrichting onzorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot klagers spullen. Het beroep zal dan ook ongegrond wordenverklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 5 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven