Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 99/0133/TB-I, 9 november 1999, beroep
Uitspraakdatum:09-11-1999

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: C 99/133/TB-I

betreft: [klager] datum: 9 november 1999

U I T S P R A A K

van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), inzake het beroep van

[...], verder te noemen appellant,

tegen een beslissing van:

De Minister van Justitie, verder te noemen de Minister.

B E V I N D I N G E N E N O V E R W E G I N G E N :

1. De bestreden beslissing
De Minister heeft op 19 april 1999 beslist appellant te plaatsen op de longstay afdeling van het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht).

2. De procedure
De beroepscommissie heeft kennis genomen van de op de zaak betrekking hebbende stukken, waaronder het beroepschrift d.d. 6 mei 1999 van appellant alsmede de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen d.d. 13 juli 1999 van deMinister.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 oktober 1999 is appellant in aanwezigheid van zijn raadsman mr. R. Lonterman gehoord.
Namens de Minister is gehoord de heer [...].
Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

3. De beoordeling
Gelet op het verhandelde ter zitting komt de beroepscommissie tot de volgende bevindingen.
De beslissing van de Minister d.d. 19 april 1999 appellant te plaatsen op de longstay afdeling van Veldzicht is - in strijd met artikel 54, tweede lid, BVT- niet met voldoende redenen omkleed. Evenmin is gebleken van een toereikendeonderbouwing van die beslissing.
Zij is van oordeel dat in dit geval aanleiding bestaat om appellant zo spoedig mogelijk klinisch te doen onderzoeken in of onder auspiciën van het Dr. F.S. Meijers Instituut (MI) terzake van de beoordeling van de - met inachtnemingvan de vereiste criteria - meest aangewezen plaats voor appellants voortgezet verblijf in een tbs-inrichting, ook als dat een longstay afdeling zou zijn.
Zij zal daarom de Minister verzoeken:
a. appellant in of onder auspiciën van het MI te laten onderzoeken, in ieder geval in een andere inrichting dan de inrichting van verblijf, en wel met het oog op de mogelijkheid dat appellant in een longstay afdeling zal wordengeplaatst, en
b. op grond van de MI-rapportage de bestreden plaatsingsbeslissing (alsnog) met voldoende redenen te omkleden dan wel te herzien.

Op grond van het bovenstaande komt de beroepscommissie tot de volgende

4. Tussenbeslissing
De beroepscommissie verzoekt de Minister appellant in of onder auspiciën van het MI te laten onderzoeken , in ieder geval in een andere inrichting dan de inrichting van verblijf, en wel met het oog op de mogelijkheid dat appellantin een longstay afdeling zal worden geplaatst, en voorts op grond van de MI-rapportage de plaatsingsbeslissing (alsnog) met voldoende redenen te omkleden dan wel te herzien.
Zij houdt haar uitspraak voor het overige aan.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, prof. dr. L.A.J.M. van Eck en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 9 november 1999

secretaris voorzitter

Nummer: C 99/133/TB-I

Betreft: [...], verder te noemen appellant.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden,van 20 oktober 1999, gehouden in de penitentiaire inrichting "Zwolle" te Zwolle.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg,
leden: prof. dr. L.A.J.M. van Eck en dr. J.P.S. Fiselier.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord is appellant, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Lonterman.
Namens de Minister van Justitie is [...] gehoord.

Door appellant is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Hij hoort niet thuis op een longstay afdeling, maar op een behandelafdeling. Op de longstay afdeling wordt hij niet behandeld. Hij heeft af en toe wel een gesprek met de behandelingscoördinator, maar als hij aangeeft dat hijbehandeld wil worden krijgt steevast als antwoord dat hij het maar voor de rechtbank moet uitvechten.

Namens appellant is verklaard overeenkomstig de overgelegde pleitnotities. Daaraan is
- zakelijk weergegeven – het volgende toegevoegd.
Als een van de eisen voor het in aanmerking komen voor een plaatsing op de longstay afdeling is geformuleerd de eis van een intramurale tbs-behandeling van ten minste zes jaar. Dit houdt in dat in geval van een intramuralebehandeling van minder dan zes jaar – waarvan in dit geval sprake is – geen plaatsing op de longstay afdeling mag en kan plaatsvinden.
De Minister heeft in zijn reactie op het beroep van appellant onvolledige informatie verstrekt. De Minister stelt dat bij alle ontvluchtingen van appellant sprake is geweest van excessief drankgebruik en geweld, terwijl dit niet inde stukken is terug te vinden. De Minister stelt en dient derhalve ook te bewijzen, maar verzuimt dit.
Voorts is aangegeven dat appellant niet is veroordeeld voor een delict tijdens zijn ontvluchting in 1997, van het plegen waarvan hij werd verdacht. In werkelijkheid is appellant voor de poging ontslagen van alle rechtsvervolging opgrond van vrijwillig terugtreden. Na zijn laatste ontvluchting is appellant derhalve niet aangehouden als verdacht van een strafbaar feit, maar vanwege zijn TBS-status.
De Minister doet het voorkomen alsof op de longstay afdeling sprake is van een mini-behandeling. Daar is evenwel geen sprake van. Er vinden slechts de normale contacten in het kader van de verpleging plaats, niet in het kader vaneen inhoudelijke behandeling. Er is geen sprake van een behandelaanbod.

Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
De Minister heeft de bestreden beslissing volgens de bestaande richtlijnen genomen. Daarbij kon en mocht hij zich conformeren aan het oordeel van de deskundigen van het MI en Veldzicht, die hebben getoetst aan de criteria voorplaatsing op de longstay afdeling en tot de conclusie zijn gekomen dat appellant aan die criteria voldoet. De selectie van appellant voor bedoelde afdeling is voldoende zorgvuldig geweest.
In het algemeen is het zo dat ook op de longstay afdeling een bepaalde mate van behandeling plaatsvindt. Via via heeft de vertegenwoordiger van de Minister vernomen dat de behandelingscoördinator een intensiever contact metappellant heeft dan met de andere bewoners van de afdeling.
In dit geval zal nagerekend moeten worden hoelang appellant een tbs-behandeling heeft ondergaan. Het criterium van zes jaar tbs-behandeling is niet zo keihard dat ter beschikking gestelden die iets korter dan zes jaartbs-behandeling hebben ondergaan en aan de overige criteria voldoen, niet in aanmerking zouden mogen komen voor plaatsing op de longstay afdeling. Kleine afwijkingen moeten mogelijk kunnen zijn. De vertegenwoordiger zal de duur vande behandeling van appellant ten tijde van de bestreden beslissing nader bekijken en de beroepscommissie de uitkomst darvan schriftelijk meedelen. Dit zelfde geldt voor het gebruik van alcohol en geweld tijdens de ontvluchtingen vanappellant.
Tenslotte is het juist dat het zorgvuldiger zou zijn geweest als in de reactie van de Minister op het beroep melding was gemaakt van het ontslag van alle rechtsvervolging van appellant.

secretaris voorzitter

Naar boven