Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5515/GB, 31 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/5515/GB

Betreft: [klager]            datum: 31 maart 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Sandrk, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 9 december 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 22 juni 2016 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein. De Minister heeft op 11 november 2019 klagers verzoek tot overplaatsing naar het JC Zaanstad toegewezen. Bij beslissing van 9 december 2019 is klagers verzoek tot overplaatsing naar het JC Zaanstad alsnog afgewezen.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om overplaatsing naar het JC Zaanstad omdat hij dichterbij zijn gezin gedetineerd wil zijn, zodat zij hem makkelijker en vaker kunnen bezoeken. Klager heeft eerder in het JC Zaanstad verbleven. Tijdens klagers eerdere verblijf binnen het JC Zaanstad was bekend dat een ver familielid van klager binnen de inrichting werkzaam was op de afdeling bevolking. Er hebben zich destijds geen problemen voorgedaan, omdat de afdeling bevolking geen gedetineerden op hun afdeling ontvangt. Het feit dat er binnen de inrichting een familielid van klager werkzaam is, wordt nu als argument gebruikt om het verzoek tot overplaatsing af te wijzen. Door de Minister worden steeds weer argumenten aangevoerd om een overplaatsing tegen te houden, waardoor klager zijn gezin niet vaak genoeg kan zien. Klager heeft nog een lang strafrestant. Hij heeft er daarom belang bij om contact te houden met de buitenwereld. Klagers belangen gaan boven die van een ver familielid dat hij niet eens kent.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De huidige situatie kan niet worden vergeleken met de situatie in 2016. Het betreffende familielid is momenteel werkzaam op de backoffice en zal in het kader daarvan vaak op de afdeling aanwezig zijn. Zij heeft klagers overplaatsingsverzoek zelf ontvangen en was hiervan erg onder de indruk. De inrichting heeft desgevraagd kenbaar gemaakt dat het personeelslid breed inzetbaar is door personeelstekorten en dat het niet te vermijden is dat klager en het personeelslid elkaar binnen de inrichting tegen zullen komen. Het is dan ook geen optie om klager binnen de inrichting op een andere afdeling te plaatsen.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft verzocht om overplaatsing, kort gezegd omdat zijn gezin hem dan makkelijker en vaker kan bezoeken. De Minister heeft in eerste instantie het verzoek tot overplaatsing toegewezen. Het verzoek is echter alsnog afgewezen, op grond van aanvullende informatie van het JC Zaanstad, waar klager eerder heeft verbleven.

4.2.      In artikel 25, zevende lid, van de regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), is bepaald dat een gedetineerde na veroordeling in beginsel in het arrondissement van vestiging wordt geplaatst. Indien in het arrondissement van vestiging geen gevangenis is aangewezen of geen plaats in een gevangenis in het desbetreffende arrondissement beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een gevangenis in een aanpalend arrondissement geplaatst. Klagers vestigingsadres is in Amsterdam, gelegen in het arrondissement Amsterdam, waarin geen gevangenis aanwezig is.

4.3.      Klager is overeenkomstig voornoemd uitgangspunt geplaatst in een gevangenis aanpalend aan het arrondissement van vestiging. Klagers plaatsing is een juiste plaatsing geweest.

4.4.      Uit inlichtingen van de Minister blijkt dat binnen het JC Zaanstad een personeelslid werkzaam is dat familie is van klager. Dit personeelslid heeft bezwaren tegen klagers aanwezigheid in het JC Zaanstad. Volgens de inrichting werkt het betreffende personeelslid binnen het JC Zaanstad niet meer op de afdeling bevolking, maar op de backoffice. Zij zal bij het uitoefenen van haar werkzaamheden veelvuldig op de afdeling aanwezig zijn. Een ontmoeting tussen klager en het personeelslid kan dan ook niet worden voorkomen. Een dergelijke situatie is onwenselijk. Hoewel klager zijn gezin niet zo vaak ziet als hij zou willen, is niet gebleken dat hij verstoken is van bezoek van zijn gezin. Uit het selectieadvies blijkt dat klager regelmatig familiebezoek en vriendenbezoek ontvangt. In deze zaak weegt het belang van het personeelslid om goed en objectief haar werkzaamheden uit te kunnen voeren zwaarder dan het belang van klager om makkelijker en vaker bezoek te kunnen ontvangen van zijn gezin.

4.5.      Gelet op het voorgaande kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. van Noordt, secretaris, op 31 maart 2020.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven