Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5113/GB, 30 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-19/5113/GB             

           

Betreft […]       Datum  30 maart 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 27 juni 2019 beslist klager vanuit de Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) van de locatie Ter Peel te Sevenum terug te plaatsen in de gevangenis van de PI Nieuwegein.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft dat bezwaar op 28 oktober 2019 ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. I.A.C. Cools, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman gehoord op de zitting van 5 maart 2020 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid. Verweerder is niet op de zitting verschenen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager stelt dat het niet mogelijk is dat hij een vuurwapen onder zich had op een terras in Tilburg. Anders dan in het beroepschrift vermeld staat, is klager wel door de politie verhoord over het feit. Nadat hij hierover een verklaring heeft afgelegd, is het geruime tijd stil gebleven. In december 2019/januari 2020 heeft klager het bericht gekregen dat de zaak is geseponeerd (beleidssepot).

Bij de politie heeft klager te kennen gegeven dat geen sprake was van een (echt) vuurwapen. In de periode voorafgaand aan het incident werd klager bedreigd. Dit was ook bekend bij politie en justitie. Toen hij op het terras in Tilburg zat tijdens zijn weekendverlof van 21 juni tot en met 23 juni 2019, zag hij de persoon staan die hem bedreigde en voelde hij zich geïntimideerd. Op enig moment heeft hij daarom een voorwerp op tafel gelegd, dat in ieder geval geen echt vuurwapen was. Hiermee heeft hij uit willen drukken dat hij niet bang was voor de betreffende persoon. Meteen daarna heeft hij een taxi gebeld en is hij vertrokken. 

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft de zaak uiteindelijk geseponeerd vanwege de gevolgen die het incident voor klager heeft gehad, te weten de terugplaatsing naar een gesloten setting. Bovendien is sprake van een overtreding, waarvoor enkel een geldboete opgelegd zou kunnen worden. Klager heeft inmiddels weer verlof aangevraagd. Het aanvragen van verlof is de eerste stap om weer in aanmerking te komen voor vrijheden.

Standpunt van verweerder

Uit het selectieadvies blijkt dat er een melding is binnengekomen van de officier van justitie dat klager tijdens het regimair verlof van 21 juni tot en met 23 juni 2019 op een terras in Tilburg is gezien met een zwart wapen (model pistool). Dit is door een camera vastgelegd. Klager is herkend door een politieambtenaar. De officier van justitie heeft hierbij te kennen gegeven dat het niet bekend is of het een echt vuurwapen of een imitatie betreft. Het exemplaar is in ieder geval sterk gelijkend en gezien de omstandigheden strafbaar. Het verblijf van klager in de ZBBI was op dat moment niet langer houdbaar. Klager heeft laten zien niet om te kunnen gaan met de vrijheden binnen een ZBBI. De bestreden beslissing is op juiste gronden genomen.

3. De beoordeling

Klager is sinds 5 juli 2017 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van 52 maanden met aftrek, wegens een Opiumwetdelict.

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een ZBBI gedetineerden worden geplaatst:

-    die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen;

-    aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;

-    die, als de veroordeling onherroepelijk is, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan;

-    die, als de veroordeling nog niet onherroepelijk is, een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf;

-    die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres;

-    die een strafrestant hebben van minimaal zes weken en maximaal zes maanden; en

-    die zijn gepromoveerd.

Uit de toelichting op dit artikel (Stcrt. 2000, 176) blijkt dat bij plaatsing in een ZBBI de vraag centraal staat of de gedetineerde geschikt is om terug te keren in de samenleving. Dat kan uit verschillende omstandigheden worden afgeleid. Het is bijvoorbeeld van belang of de gedetineerde tijdens zijn huidige detentie al vrijheden heeft genoten, hoe die zijn verlopen en of er (daarna) incidenten zijn geweest. Gelet op het open karakter van een ZBBI moet ook rekening worden gehouden met de persoonlijkheid van de gedetineerde en de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict. Bij dit laatste moeten ook de belangen van slachtoffers en nabestaanden worden meegewogen.

Klager is teruggeplaatst in de gevangenis naar aanleiding van een melding van het OM dat hij tijdens het weekendverlof van 21 juni tot en met 23 juni 2019 op een terras in Tilburg is gezien met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Op basis van de informatie van het OM kon de Minister op dat moment in redelijkheid beslissen om klagers verblijf in de ZBBI te beëindigen. De namens klager geschetste omstandigheden, namelijk dat hij werd bedreigd en door het betreffende voorwerp op tafel te leggen uit wilde drukken dat hij niet bang was voor die persoon, maken dit oordeel niet anders. Dat de zaak uiteindelijk is geseponeerd door het OM, kan evenmin tot een ander oordeel leiden.

De bestreden beslissing kan – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – gelet op het voorgaande niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 30 maart 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. R. Smeijers, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven