Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5294/GM, 25 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:25-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

    

nummer:         R-19/5294/GM

 

betreft: [klager]            datum: 25 maart 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Justitieel Complex (JC) Zaanstad te Westzaan, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 november 2019 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2020, gehouden in het JC Zaanstad, zijn gehoord klager en namens de inrichtingsarts, […], hoofd zorg.

Als toehoorder bij de zitting was aanwezig […], medewerker bij de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 11 en 18 oktober 2019, betreft onnodige vertraging van de behandeling van klager in een kliniek.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Vanaf binnenkomst in het JC Zaanstad heeft klager gezegd dat hij tijdens de tenuitvoerlegging van zijn straf, tijdens de ‘open kamptijd’, naar een kliniek zou mogen. De psycholoog zou geen plaatsing in de kliniek voor hem hebben willen regelen. In het medisch dossier staat bij 18 juni 2019 vermeld dat hij tijdens detentie niet voor een klinische behandeling in aanmerking komt en dat klager dit niet zou geloven. Later heeft de psycholoog hem verteld dat hij toch gelijk had en is de aanvraag voor plaatsing in de kliniek alsnog in gang gezet. Straks zit klager zijn hele straf binnen zonder detentiefasering of plaatsing in een kliniek. Door veranderende regelgeving is voor plaatsing in een kliniek een delictanalyse en risicotaxatie nodig.

Klager is in maart 2019 binnengekomen in de inrichting. In een gesprek met de casemanager is hem verteld dat hij allang in een open kamp had moeten zitten. Klager zou in oktober 2019 naar een open kamp gaan, maar de psycholoog zei dat hij hiervoor niet in aanmerking zou komen. De aanscherping van het beleid in verband met de zaak Michael P. was pas later. Als de psycholoog eerder had gehandeld, had het anders kunnen lopen. Na de afwijzing heeft klager direct een klacht ingediend. Later heeft de psycholoog gezegd dat klager toch gelijk had. Klager meent dat alles bij de medische dienst fout is gelopen. Ter zitting heeft klager enkele stukken overgelegd ter ondersteuning van zijn verhaal. Uit die stukken komt volgens klager naar voren dat een personeelslid uit de inrichting familie is van het slachtoffer uit klagers strafzaak. Overigens gaat niet de vrijhedencommissie maar de selectiefunctionaris over de plaatsing in een open kamp. Klager meent dat de psycholoog een fout heeft gemaakt.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager heeft duidelijk uitleg gekregen over de beperkingen bij het toepassen van detentiefasering in 2019 en de onmogelijkheid de aanvraag op dat moment verder in behandeling te nemen in verband met de veranderende regelgeving.

Klager is veroordeeld voor een geweldsdelict en er was op last van minister Dekker in verband met de zaak Michael P. tot oktober 2019 niet voor iedereen met een gewelds/zedendelict de mogelijkheid om te faseren. Daarna waren er weer wel mogelijkheden voor plaatsing in een kliniek. Gezien klagers delict was een risicotaxatie en delictanalyse nodig om te bepalen of hij voor plaatsing in een kliniek in aanmerking kon komen. Er bestaat geen recht op plaatsing in een kliniek. Dit is aan het Psycho Medisch overleg (PMO), het OM en/of de reclassering. Voor de extra risicotaxaties en delictanalyses, die door een psycholoog van buiten de inrichting moeten worden uitgevoerd, dienden gedragsdeskundigen geschoold te worden. Net als iedereen heeft klager daarop moeten wachten. Klager is regelmatig gezien door de psycholoog, die alle vereiste stappen heeft doorlopen. De medische dienst gaat niet over de casemanager.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat de beslissing om klager wel of niet over te plaatsen naar een open kamp of kliniek in deze procedure niet ter discussie kan staan, maar alleen het medisch handelen van de inrichtingspsycholoog.

Onderdeel van de door een zorgverlener te bieden zorg is het goed informeren van de patiënt over de te volgen behandeling. De medische dienst heeft toegelicht dat vanwege de zaak Michael P. en in opdracht van de Minister voor Rechtsbescherming beperkingen zijn opgelegd. In verband met klagers delict waren er volgens de medische dienst tot oktober 2019 geen mogelijkheden voor klager om te faseren. Voor plaatsing in een kliniek waren een risicotaxatie en een delictanalyse nodig.

Klager stelt dat dit niet de reden is geweest voor de vertraging en verwijst naar een passage uit het medisch dossier bij 18 juni 2019. Daarin staat genoteerd dat de vrijheidscommissie heeft besloten dat klager niet in aanmerking komt voor plaatsing in een kliniek tijdens zijn detentiefasering, dat hij ook niet in aanmerking komt voor een open kamp en dat klager na detentie verplicht zal worden opgenomen. Volgens klager heeft de psycholoog later echter tegen hem gezegd dat hij gelijk had en dat er wel mogelijkheden waren geweest om tijdens detentiefasering in een kliniek te worden opgenomen.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is op grond van de stukken niet eenduidig vast te stellen wat precies de reden is geweest van de vertraging (in de besluitvorming) bij de plaatsing van klager in een kliniek tijdens zijn detentiefasering. Het door de medische dienst in beroep ingenomen standpunt lijkt een ander argument in te houden dan uit de betreffende passage uit het medisch dossier bij 18 juni 2019 kan worden opgemaakt: er moet eerst een risicotaxatie en delictanalyse worden uitgevoerd en wegens een tekort aan gedragsdeskundigen is in het uitvoeren daarvan vertraging ontstaan; tegenover, de vrijheidscommissie heeft besloten dat klager niet voor een klinische plaatsing of voor een open kamp in het kader van detentiefasering in aanmerking kan komen.

De beroepscommissie trekt hieruit de conclusie dat klager, wat er verder ook zij van die argumenten, niet adequaat is ingelicht door de medische dienst over de reden(en) waarom hij niet (eerder) voor een klinische behandeling in aanmerking kon komen. Het beroep zal in zoverre gegrond worden verklaard.

Nu geen oordeel kan worden gegeven over de detentiefasering zelf en de plaatsing in een kliniek en de daarbij opgetreden vertraging, ziet de beroepscommissie geen aanleiding klager in aanmerking te laten komen voor een tegemoetkoming. De gegrondverklaring van het beroep dient als een voldoende genoegdoening te worden beschouwd.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 25 maart 2020

 

 

 

secretaris       voorzitter

 

 

Naar boven