Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5165/GV, 26 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:26-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer: R-19/5165/GV

 

betreft:   [klager]   datum: 26 maart 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.P.H. Hameleers, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 30 oktober 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.             De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

 

2.             De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Kort gezegd is het verzoek afgewezen, omdat klager binnen de inrichting in beeld zou zijn bij zowel de psycholoog, de psychiater als de medische dienst. Het ‘in beeld zijn’ is voor klager (en zijn naasten) echter geen geruststellende gedachte. Tijdens klagers verblijf in de inrichting is immers een veel te hoge PSA-waarde geconstateerd en ook had klager prostaatklachten. Desondanks heeft het ruim een jaar geduurd voordat actie werd ondernomen. Inmiddels is klager behandeld. De (hormonale) behandeling gaat gepaard met fysieke, maar ook psychische klachten. Klager heeft in een vroeg stadium van zijn detentie, en bij herhaling, verzocht om psychiatrische hulp. Voor zijn detentie onderging klager al psychiatrische behandeling vanwege slaapstoornissen en piekeren. De detentie in combinatie met de prostaatkanker en de omstandigheid dat daar maar geen behandeling voor komt, geeft klager grote psychische onrust. Tot op de dag van vandaag is klager niet bezocht door een psychiater. Klager heeft daarom zelf maar psychiaters benaderd. Vanwege de serieuze problematiek, heeft klager een afspraak kunnen plannen bij de GGZ te Eindhoven. Het is schokkend om te lezen dat de psycholoog van mening is dat er geen psychische klachten zijn. Dat is volstrekt onjuist. Het blijft onvoorstelbaar dat iemand die bij herhaling vraagt om psychische hulp, dit niet krijgt. Daarom is hij zelf op zoek gegaan. In het licht van het voorgaande is de afwijzing onbegrijpelijk.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Uit het advies van de medisch adviseur blijkt dat er geen noodzaak is voor de intake bij de GGZ te Eindhoven, nu de benodigde zorg door de inrichting kan worden geleverd. Het is aan de directeur om de gedetineerden toegang tot zorg in de inrichting te bieden. Indien klager contact wil met de psychiater, dan dient hij dit in de inrichting te regelen. Dit geldt ook voor een eventueel verzoek om een second opinion. Op grond van het voorgaande is de bestreden beslissing op juiste gronden genomen.

Namens klager is hierop nog als volgt gereageerd.

Benadrukt wordt dat meerdere malen is gevraagd om een psychiater, maar klager tot op heden niet is bezocht. Nu het al sinds afgelopen zomer niet mogelijk blijkt om psychische hulp te krijgen, is het ongepast om de zaak af te doen door te stellen dat klager de hulp ook in de inrichting kan ontvangen. Nu in de inrichting geen passende voorziening wordt geboden, dient het verzoek te worden toegewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Het multidisciplinair overleg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De medisch adviseur stelt dat de benodigde zorg in en/of vanuit detentie geleverd kan worden.

 

3.             De beoordeling

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof om in de gelegenheid te worden gesteld een intakegesprek te hebben bij de GGZ te Eindhoven.

Op grond van artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

De beroepscommissie is van oordeel dat van een situatie als bedoeld in voornoemd artikel geen sprake is. Uit het advies van de medisch adviseur volgt immers dat de benodigde hulp geboden kan worden in en/of vanuit detentie. Ook de vrijhedencommissie en het multidisciplinair overleg adviseren om die reden negatief ten aanzien van het verzoek. Uit het (aanvullende) advies van de directeur van de inrichting blijkt ook dat de zorgvraag is uitgezet in de inrichting en dat klager in beeld is bij de psycholoog, psychiater en de medische dienst. Voor zover klager zich wenst te beklagen over de invulling daarvan, merkt de beroepscommissie op dat dat onderdeel in deze procedure buiten beschouwing wordt gelaten, nu de Minister daar niet verantwoordelijk voor kan worden gehouden en daarvoor andere procedures openstaan. Het beroep zal – gelet op het voorgaande – ongegrond worden verklaard.

 

4.             De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, J.G.A. van den Brand en F. van Dekken, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 26 maart 2020.

 

 

 

 

                secretaris                voorzitter

 

Naar boven