Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5498/TB, 25 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:25-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/5498/TB

betreft: [klager]            datum: 25 maart 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.N.A. Brouns, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 12 december 2019 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 maart 2020, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. D.N.A. Brouns, en namens verweerder, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. 

Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

Het lid mr. dr. A.M.G. Smit was in verband met ziekte verhinderd om ter zitting te verschijnen en heeft op grond van de stukken de zaak mede beoordeeld.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de Pompestichting, locatie Nijmegen, afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is bij beslissing van 23 februari 2015 geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen.

Op 27 oktober 2019 heeft klager verzocht om hem over te plaatsen naar de Pompestichting, locatie Nijmegen. Verweerder heeft dit verzoek bij beslissing van 12 december 2019 afgewezen.

 

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. 

Klager persisteert bij zijn wens tot overplaatsing. Hij heeft het idee dat in FPC Dr. S. van Mesdag niet met een frisse blik naar hem wordt gekeken. Er is sprake van een impasse in zijn behandeling. Hij heeft twee kennissen die in Arnhem en Nijmegen wonen. Dit netwerk zou hem kunnen ondersteunen. Momenteel bezoekt dat netwerk hem niet in verband met de afstand. Er is wel contact geweest met maatschappelijk werk en klager heeft telefonisch contact. Ondanks het incident op 11 oktober 2019 is zijn begeleid verlof gehandhaafd. Het incident was een schreeuw om aandacht. Er was ruis ontstaan in verband met contrabande en handel. Klager verblijft al langere tijd op de afdeling. Het verzoek om overplaatsing is door zijn gevoel ingegeven. Er zijn positieve punten. Klager wil echter in een nieuwe instelling met een schone lei beginnen. Hij is nog niet zo oud. Zijn raadsvrouw heeft met hem besproken dat bij overplaatsing naar een andere tbs-instelling zijn begeleid verlof vervalt.

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. 

Uit de reactie van FPC Dr. S. van Mesdag blijkt dat er nog steeds behandelmogelijkheden worden gezien. Klagers netwerk bevindt zich in België en Frankrijk. In de regio Nijmegen/Arnhem wonen twee kennissen van vroeger die door de instelling niet als ondersteunend en/of actief netwerk worden beschouwd. De behandeling verloopt met vallen en opstaan. Klager heeft op een aantal vlakken wel een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Om die reden is het verzoek om overplaatsing afgewezen. Er zijn geen aanwijzingen dat het na overplaatsing beter zou gaan met klagers behandeling. Zijn behandeling in FPC Dr. S. van Mesdag verloopt redelijk goed. Bij overplaatsing krijgt klager te maken met een nieuw behandelteam en een wachtlijst. Zijn behandeling zou hierdoor onnodig vertraging oplopen. Klager heeft goede stappen gezet. In een volgende fase zou hij wellicht kunnen resocialiseren in de regio.

 

4.         De beoordeling.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b) de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt, en

c) de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Uitgangspunt van het Plaatsingskader TBS Dwang (oktober 2019) is dat de ter beschikking gestelde geplaatst wordt in een instelling binnen de eigen regio, tenzij sprake is van een contra-indicatie.

Regioplaatsing is volgens het door verweerder gevoerde beleid uitgangspunt bij plaatsing van ter beschikking gestelden. Als een ter beschikking gestelde echter al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of overplaatsing behandelinhoudelijk is geïndiceerd.

Verweerder heeft inlichtingen ingewonnen bij FPC Dr. S. van Mesdag. Uit die inlichtingen komt naar voren dat klager op meerdere vlakken in zijn behandeling vooruitgang heeft geboekt en dat zijn aanvankelijke weerstand tegen de behandeling gaandeweg is afgenomen. Bij overplaatsing zal klager te maken krijgen met een nieuw behandelteam en een wachtlijst voor plaatsing. Dit zal een onnodige vertraging in zijn behandeling veroorzaken. Ook zal zijn begeleid verlof bij overplaatsing komen te vervallen.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is het niet in het belang van klagers behandeling om hem in het huidige stadium van zijn behandeling over te plaatsen naar een andere tbs-instelling.

Hetgeen namens klager is aangevoerd over het bezoek van twee kennissen uit de regio Arnhem/Nijmegen, kan niet leiden tot een ander oordeel. Het belang van klagers behandeling gaat voor.  

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. dr. A.M.G. Smit, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 maart 2020.

 

 

            secretaris                                voorzitter

 

Naar boven