Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5536/GM, 25 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:25-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

  

 

nummer:         R-19/5536/GM

betreft: [klager]            datum: 25 maart 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 december 2019 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2020, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan, zijn namens de inrichtingsarts, […], justitieel verpleegkundige en […], hoofd zorg, gehoord. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 11 november 2019, betreft het niet behandelen van klagers psychische klachten.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klagers psychische klachten zijn niet behandeld. Klager verbleef sinds 23 september 2019 in de inrichting. Klager mocht zijn cel niet uit tijdens onderhoudswerkzaamheden. Hij kan niet tegen harde geluiden en krijgt hierdoor hartkloppingen. Hij gaat dan hyperventileren en is zelfs een keer bewusteloos geraakt. 

Klager heeft sinds 11 mei 2019 psychische klachten. Dat is toen geconstateerd door een arts op het politiebureau. Geconstateerd werd dat klager een hersenschudding had en geen slaapmedicatie zou krijgen, maar om de twee uur wakker gemaakt had moeten worden. Dat is toen niet gebeurd. Klager zou in de vorige inrichting (PI Arnhem-Zuid) EMDR-therapie krijgen. Klager heeft eerder in de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet, EMDR therapie gehad. Het klopt dus niet dat geen enkele p.i. in Nederland EMDR therapie kan geven. Het is een zorgplicht van de inrichtingen om zulke therapie te geven.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is het niet eens met het oordeel van het PMO dat er geen indicatie is hem door een psycholoog te laten zien. Klager zegt zelf dat hij behoorlijk wat klachten heeft. De klacht van klager wordt wel serieus genomen. Klager is op 19 december 2019 gezien door een psychiater. De psychologen hebben een behoorlijke caseload. Daarnaast is de psychiater enige tijd uitgevallen. Gelukkig wordt een en ander nu wel opgepakt en wordt de zorg gecontinueerd.

Klager is besproken in het PMO. Klager had geen PTSS-klachten. Voor een EMDR behandeling bestond in het geval van klager geen indicatie. Tijdens de intake van een gedetineerde worden eventuele psychische klachten uitgevraagd. Pas nadat de overplaatsing vanuit een andere inrichting feitelijk heeft plaatsgevonden, kan de medische dienst over het medisch dossier beschikken. Hierdoor kan het voorkomen dat tijdens de intake eventuele psychische klachten niet gelijk in zicht komen. De medicatie is later door de psychiater gestopt omdat klager hier klachten van kreeg. 

 

3.         De beoordeling

Op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier van klager, is de beroepscommissie van oordeel dat de medische dienst voldoende aandacht heeft besteed aan klagers psychische klachten. Hij is gezien door de psycholoog en is besproken in het PMO. Door de medische dienst zijn voldoende inspanningen geleverd klager te begeleiden bij zijn klachten. De omstandigheid dat klager eerder in andere inrichtingen EMDR-therapie heeft kunnen volgen, betekent zonder meer nog niet dat de inrichtingsarts deze therapie ook in dit geval onderdeel zou moeten laten uitmaken van klagers behandeling. De inrichtingsarts mocht hierin een eigen oordeel vormen.

De beoordeling door de inrichtingsarts is niet in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 25 maart 2020

 

 

 

secretaris       voorzitter

 

 

Naar boven