Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5619/TA, 24 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:24-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer: R-19/5619/TA

 

betreft: [klager]            datum: 24 maart 2020

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van het bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. D.N.A. Brouns namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 20 december 2019 van de beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 maart 2020, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.N.A. Brouns.

Het lid mr. dr. A.M.G. Smit was in verband met ziekte verhinderd om ter zitting te verschijnen en heeft op grond van de stukken de zaak mede beoordeeld.

Ter zitting is geen vertegenwoordiger namens het hoofd van de instelling verschenen. Na de zitting is overgelegd aan de beroepscommissie een brief van 3 maart 2020 waarin (de vertegenwoordiger namens) het hoofd van de instelling laat weten verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen en waarin een schriftelijke reactie op het beroep is gegeven.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de afzondering van klager in de eigen verblijfsruimte ingaande op 31 oktober 2019 en eindigend op 25 november 2019 (HK2019/126).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager heeft een klacht over de ochtendbulletins ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Hij is door de politie gehoord in verband met verduistering van de ochtendbulletins. Het naar buiten brengen van de ochtendbulletins rechtvaardigt geen afzondering op de eigen kamer gedurende bijna een maand. Niet valt in te zien dat deze maatregel noodzakelijk was in het kader van de orde en de veiligheid in de kliniek. Klager ziet de maatregel puur als een afstraffing. Op 8 november 2019 heeft hij openheid van zaken gegeven en gezegd hoe hij aan de ochtendbulletins is gekomen. De voortduring van de afzonderingsmaatregel na 8 november 2019 is onredelijk. Op 21 november 2019 heeft klager per mail verzocht om de afzondering te beëindigen. Op 25 november 2019 is daarop gereageerd en is klager bezocht op zijn kamer. Klager moest excuses aanbieden maar heeft dat niet gedaan. Als je excuses aanbiedt, geef je toe dat je fout bent geweest. Klager heeft op 25 november 2019 wel toegezegd dat hij de ochtendbulletins niet meer naar buiten zou brengen. Hij had de ochtendbulletins niet meer nodig. De AVG-klacht was al ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Desgewenst kan de AVG-klacht worden overgelegd. Na de toezegging dat klager geen ochtendbulletins meer naar buiten zou brengen, is de afzondering op 25 november 2019 beëindigd. Tussen 8 november 2019 en 25 november 2019 is er niets veranderd. Op de eerste dag van de afzondering kookte klager van woede, omdat de ordemaatregel zó onterecht is. Hij vindt de afzondering nog steeds onterecht. Hij heeft een paar keer gebeld met zijn advocaat en die heeft tegen hem gezegd dat hij zich rustig moest houden. De ochtendbulletins hangen in de hal en zijn voor iedereen leesbaar, ook voor bezoekers. Klager is een soort klokkenluider geweest. Klager verzoekt hem een tegemoetkoming toe te kennen indien het beroep gegrond wordt verklaard.

Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager was ook na 8 november 2019 ‘opstandig in het contact en niet in samenwerking met het team’ en stelde zich onbetrouwbaar op, waardoor afzondering noodzakelijk was voor het kunnen handhaven van de orde en de veiligheid in de instelling. Klager diende ‘zich te herstellen naar de groep waarbij hij medepatiënten te woord zal staan’ voordat contact weer verantwoord werd geacht. Het naar buiten brengen van de ochtendbulletins met daarin gevoelige informatie heeft tot veel onrust en onvrede geleid bij medepatiënten. Regelmatig is geprobeerd om klager te motiveren ‘om te herstellen naar de groep en het team’. Pas op 25 november 2019 heeft klager aan deze voorwaarde voldaan, waarna de afzondering is opgeheven. De afgelopen periode heeft in het teken gestaan van strijd met het behandelingsteam. Klager is openhartig geweest over het feit dat hij een groot aandeel heeft gehad in de negatieve sfeer op de groep.

 

3.         De beoordeling

Uit de stukken en de behandeling ter zitting volgt dat klager op 31 oktober 2019 is afgezonderd in zijn verblijfsruimte omdat hij zich ochtendbulletins, waarin gegevens van medeverpleegden staan vermeld, heeft toegeëigend en naar buiten de instelling heeft laten brengen. Klager wist uiteraard dat dit niet was toegestaan.

Klager heeft gesteld dat hij op 8 november 2019 openheid van zaken heeft gegeven en dat op die datum de afzondering beëindigd had moeten worden.

Juist is dat klager op die datum heeft verklaard hoe hij aan de ochtendbulletins is gekomen. Uit de reactie van het hoofd van de instelling op het beklag komt naar voren dat klager op 8 november 2019 en in de periode daarna nog niet open stond voor samenwerking, zich in de ogen van de instelling onbetrouwbaar opstelde en dat het vertrouwen met de medeverpleegden moest worden hersteld. Het naar buiten brengen van de ochtendbulletins had voor veel onrust en onvrede bij medeverpleegden gezorgd.

Volgens het hoofd van de instelling voldeed klager pas op 25 november 2019 aan de voorwaarden voor opheffing van de maatregel, in die zin dat hij zich toen heeft ‘hersteld richting het team en de groep’, dat hij ‘heeft toegegeven dat zijn gedrag van de afgelopen periode niet netjes is geweest’ en dat heeft ingezien ‘dat hij daardoor een onmogelijke samenwerking creëerde’. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat klager ter zitting heeft verklaard dat hij (eerst) op 25 november 2019 heeft toegezegd dat hij niet opnieuw ochtendbulletins naar buiten zou brengen kan wat in beroep is aangevoerd – ondanks dat de onderbouwing van de noodzaak de maatregel tot en met 25 november 2019 te laten voortduren gedeeltelijk aan duidelijkheid te wensen overlaat – niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

Overigens gaat de beroepscommissie in deze procedure niet in op de vraag of (de geprinte versies van) de ochtendbulletins die in de instelling worden opgehangen in strijd zijn met de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Klager heeft uitgelegd over dit onderwerp geen beklag te hebben gedaan, maar een klacht te hebben ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met deels aanvulling van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. dr. A.M.G. Smit, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 maart 2020.

   

 

            secretaris                       voorzitter

 

 

Naar boven