Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3246/SJB, 19 maart 2020, schorsing
Uitspraakdatum:19-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          S-20/3246/SJB            

           

Betreft […]       Datum  19 maart 2020

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van […], geboren op […] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De selectiefunctionaris (hierna: verweerder) heeft op 10 maart 2020 beslist verzoeker te plaatsen in het arrestantenregime van de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave.

Verzoekers raadsvrouw, mr. S.A.A.P. van Hees, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

Verweerder heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. Verzoekers raadsvrouw heeft daarop weer gereageerd. Daarnaast heeft de voorzitter kennisgenomen van het bezwaarschrift.

 

2. De standpunten

Standpunt van verzoeker

Aan verzoeker is vervangende jeugddetentie opgelegd. Die moet in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) ten uitvoer worden gelegd. Het is de vraag of artikel 9, tweede lid, onder h, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) grondslag biedt om een vervangende jeugddetentie te executeren in een inrichting voor volwassenen met een sober regime, zoals de arrestantenafdeling van de PI Grave. Jeugddetentie heeft andere doelen dan een gevangenisstraf. Deze doelen kunnen niet worden behaald in de arrestantenafdeling van de PI Grave.

Detentie is op dit moment extra zwaar, omdat gedetineerden geen bezoek kunnen ontvangen vanwege de uitbraak van het Coronavirus. Voor JJI’s geldt de uitzondering dat ouders wel op bezoek mogen komen bij jeugdigen. Verzoeker kan nu zijn ouders dus niet op bezoek krijgen.

De omstandigheid dat er geen plek beschikbaar is in een JJI, mag niet voor rekening en risico van jonge gedetineerden komen. Over dit gevolg had de minister kunnen nadenken, toen hij besloot een aantal JJI’s te sluiten.

Verweerder stelt ten onrechte dat verzoeker op dit moment een gevangenisstraf ondergaat. Dat is gebaseerd op een verouderde registratiekaart. Dat blijkt uit de overgelegde e-mails met de afdeling bevolking van de PI Grave.

 

Standpunt van verweerder

Gelet op de inhoud, strekking en consequenties van de bestreden beslissing, kan verzoeker worden ontvangen in zijn verzoek. Verzoeker is voor de executie van een vervangende jeugddetentie (parketnummer […]) aangehouden en overgebracht naar de PI Grave. Vanuit de PI Grave is direct contact opgenomen met verweerder, om te bezien of verzoeker naar een JJI moet worden overgeplaatst. Verzoeker moet, naast de vervangende jeugddetentie, echter ook nog een gevangenisstraf ondergaan (parketnummer […]). De tenuitvoerlegging daarvan duurt nog tot 11 april 2020.

Anders dan in de bestreden beslissing staat vermeld, verblijft verzoeker op dit moment dus in de PI Grave op grond van een onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vijf maanden. Daarna zal verzoeker een nieuwe beslissing krijgen, waarin wordt beslist waar hij de vervangende jeugddetentie moet ondergaan.

 

3. De beoordeling

De ontvankelijkheid

Gelet op artikel 78, vierde lid, in verbinding met artikel 71, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj), kan in beginsel pas om schorsing worden verzocht in de beroepsprocedure (dus nadat verweerder het bezwaarschrift ongegrond heeft verklaard en verzoeker tegen die ongegrondverklaring beroep heeft ingesteld). Daarop kan alleen een uitzondering worden gemaakt als:
- de beslissing van verweerder meer dan zes weken op zich laat wachten (artikel 18, vierde lid, van de Bjj); of
- sprake is van uitzonderlijke omstandigheden.

Geen overschrijding van de termijn

Verweerder heeft het bezwaarschrift op 17 maart 2020 ontvangen. Dat is minder dan zes weken geleden.

Wel uitzonderlijke omstandigheden

Verzoeker is in de PI Grave geplaatst om een vervangende jeugddetentie te ondergaan, omdat er geen plek zou zijn in een JJI. Volgens verweerder zou verzoeker feitelijk echter een gevangenisstraf ondergaan. Uit de door de raadsvrouw overgelegde e-mails en de registratiekaart die de voorzitter heeft opgevraagd, blijkt evenwel dat verzoeker – op dit moment – geen gevangenisstraf ondergaat, maar de vervangende jeugddetentie van 53 dagen.

Een jeugddetentie kan ook worden ondergaan in een inrichting voor volwassenen, maar daarvoor moet sprake zijn van een uiterste noodsituatie (Kamerstukken II 1994/95, 24263, nr. 3, p. 12-13). Daarom, en nu de einddatum van verzoekers detentie (25 april 2020) binnen de bezwaartermijn valt, zal de voorzitter het verzoek inhoudelijk beoordelen.

 

Inhoudelijk oordeel

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van verweerder slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen bezwaar is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen.

Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval, omdat niet is gesteld of gebleken dat sprake is van een uiterste noodsituatie. Daarvan is bijvoorbeeld sprake in “een situatie waarin een jeugdige delinquent ondanks herhaalde pogingen daartoe niet te handhaven is in een jeugdinrichting. Hierbij is van doorslaggevend belang of de betrokken jeugdige naar verwachting op redelijke termijn in de groep – het uitgangspunt in justitiële jeugdinrichtingen – zal kunnen functioneren” (Kamerstukken II 1994/95, 24263, nr. 3, p. 12-13). Het feit dat tijdelijk geen plaats beschikbaar is in een JJI, is daarvoor niet zonder meer voldoende.

Gelet op het voorgaande zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop verweerder op het onderliggende bezwaar heeft beslist.

 

4. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van verweerder met onmiddellijke ingang tot het moment waarop verweerder op het onderliggende bezwaar heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 19 maart 2020 gedaan door mr. P. de Bruin, voorzitter, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

 

Naar boven