Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3242/SGA, 19 maart 2020, schorsing
Uitspraakdatum:19-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          S-20/3242/SGA                      

           

Betreft […]       Datum  19 maart 2020

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van […] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft op 6 maart 2020 aan verzoeker een aantal toezichtmaatregelen opgelegd in het kader van zijn plaatsing en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht- /maatschappelijk risico (GVM-lijst).

Verzoekers raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft de directeur in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het verzoek te reageren. Daarnaast heeft de voorzitter kennisgenomen van het klaagschrift (IJ-2020-000242).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

 

Ten aanzien van het opleggen van toezichtmaatregelen geldt het volgende:

a.  er moet sprake zijn van een noodzaak voor het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen;
b.  de directeur dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing te horen;
c.  de directeur dient een eigen belangenafweging te maken en kan zijn beslissing niet slechts baseren op de plaats en status van verzoeker op de GVM-lijst; en
d.  de directeur dient een maandelijkse toets te plegen ten aanzien van de noodzaak van voortduring van de maatregelen.

 

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker staat op de GVM-lijst met de status ‘verhoogd’. De volgende toezichtmaatregelen zijn opgelegd aan verzoeker:

-    vooraf advies vragen over bezoekers aan het GRIP;
-    opnemen, afluisteren en indien nodig vertalen telefoongesprekken;
-    opgenomen gesprekken indien nodig toezenden aan GRIP;
-    inhoudelijke controle, kopiëren en indien nodig toezenden brieven/poststukken aan GRIP;
-    uitgebreide celinspectie een keer per maand;
-    geen aanstelling speciale baantjes;
-    opmaak van dagelijkse rapportage;
-    vervoer BOT/EBV en
-    bij spoedtransport begeleiding door politie

 

Uit de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing volgt niet, althans onvoldoende, dat de directeur een eigen belangenafweging heeft gemaakt ten aanzien van de opgelegde toezichtmaatregelen. Een aantal van de opgelegde toezichtmaatregelen kan volgens de circulaire ´Beleid gedetineerden met vlucht/maatschappelijk risico’ bovendien worden opgelegd aan gedetineerden met een ‘hoog’ vlucht -/maatschappelijk risico. De directeur heeft onvoldoende gemotiveerd waarom in afwijking van de circulaire ‘zwaardere’ toezichtmaatregelen zijn opgelegd aan verzoeker dan horend bij zijn risicoprofiel.

Het verzoek komt daarom voor toewijzing in aanmerking.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 19 maart 2020 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. R. Smeijers, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven