Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3165/SGA, 11 maart 2020, schorsing
Uitspraakdatum:11-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

 

 

Nummer          S-20/3165/SGA                      

           

Betreft […]       Datum  11 maart 2020

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

 

[…] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Middelburg (hierna: de directeur) heeft op 4 maart 2020 beslist verzoeker te degraderen.

 

Verzoekers raadsman, mr. V. Poelmeijer, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

 

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur en van  het klaagschrift (MB 2020-117).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

 

Bij het nemen van een degradatiebeslissing dient de directeur volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie niet alleen het gedrag dat leidt tot de bestreden beslissing te noemen, maar ook het structurele (waaronder het positieve) gedrag en dient hij een belangenafweging te maken die voor verzoeker en voor de (voorzitter van de) beroeps-en de beklagcommissie kenbaar is.

 

Uit de schriftelijke inlichtingen van zowel verzoeker als de directeur komt naar voren dat verzoeker sinds 2 maart 2020 in de PI Middelburg verblijft na een overplaatsing uit de PI Krimpen aan den IJssel. In de PI Krimpen aan den IJssel verbleef verzoeker in het plusprogramma. De directeur van de PI Middelburg heeft na bestudering van verzoekers

D en R plan verzoeker op 4 maart 2020 teruggeplaatst in het basisprogramma. De directeur baseert verzoekers terugplaatsing naar het basisprogramma op een reeks sancties die verzoeker tijdens zijn detentie vanaf 2016 en met name in het afgelopen jaar  in de PI Krimpen aan den IJssel opgelegd heeft gekregen. Volgens de directeur is er sprake van structureel overtreden van de regelgeving door verzoeker.  Tijdens het zeer korte verblijf van verzoeker in de PI Middelburg hebben zich geen nieuwe feiten of omstandigheden voorgedaan (rood gedrag) die een terugplaatsing naar het basisprogramma tot gevolg kunnen hebben.  De voorzitter merkt op dat de disciplinaire straffen waar de directeur in zijn bestreden beslissing naar verwijst, tijdens verzoekers verblijf in de PI Krimpen aan den IJssel blijkbaar niet een terugplaatsing naar het basisprogramma tot gevolg hebben gehad. Dit geldt, wat er ook zij van de onderliggende reden,  eveneens voor de betrokkenheid van verzoeker bij een vechtpartij op 14 februari 2020 in de PI Krimpen aan den IJssel.

 

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voldoet de belangenafweging van de directeur, gelet op het vorenstaande, dan ook niet aan de daaraan gestelde eisen en kan deze daarom de bestreden beslissing niet dragen. De bestreden beslissing moet daarom als zodanig onredelijk en onbillijk worden aangemerkt dat er een spoedeisend belang is om over te gaan tot schorsing hiervan. Het verzoek zal worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek tot en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 11 maart 2020 gegeven door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, bijgestaan door bc. L. Vis-van Alff, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven