Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3027/SGA, 17 februari 2020, schorsing
Uitspraakdatum:17-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

 

Nummer          : S-20/3027/SGA

Betreft : [verzoeker]   datum: 17 februari 2020

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. N.C.J. Meijering, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de afdeling voor Beheersproblematische gedetineerden van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 7 februari 2020, inhoudende de oplegging van 22 toezichtmaatregelen in het kader van verzoekers plaatsing en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht- /maatschappelijk risico (GVM-lijst), ingaande 7 februari 2020 en eindigend op 6 maart 2020.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 12 februari 2020 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van de p.i. Vught van 13 februari 2020.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Ten aanzien van het opleggen van toezichtmaatregelen geldt, op grond van jurisprudentie van de beroepscommissie, het volgende: a. Er moet sprake zijn van een noodzaak voor het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen; b. De directeur dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing te horen; c. De directeur dient een eigen belangenafweging te maken en kan zijn beslissing niet slechts baseren op de plaats en status van verzoeker op de GVM-lijst; en d. De directeur dient een maandelijkse toets te plegen ten aanzien van de noodzaak van voortduring van de toezichtmaatregelen.

Namens verzoeker wordt gesteld dat de directeur een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt. De bestreden beslissing is slechts gebaseerd op vermoedens en suggesties dat verzoeker zou willen ontsnappen. Concrete feiten en omstandigheden zijn er niet en nader onderzoek naar verzoekers betrokkenheid bij deze vluchtpoging, is niet verricht. Verzoeker ontkent betrokken te zijn geweest bij een vluchtpoging. Daarnaast wordt namens verzoeker gesteld dat door het feit dat niet zonder meer kan worden verwacht dat hij wil ontsnappen, omdat hij levenslang gestrafte is. Verzoeker probeert zijn leven in detentie zo in te richten dat het – naar omstandigheden – draaglijk is. Hij is sportdocent en stelt zich meewerkend en toegankelijk op. Daarnaast zijn de toezichtmaatregelen van zeer ingrijpende aard en staan deze volgens verzoeker niet in verhouding tot zijn individuele situatie. Er heeft geen strenge toetsing plaatsgevonden.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder de bestreden beslissing, komt naar voren dat verzoeker door de Dienst Justitiële Inrichtingen op de GVM-lijst is geplaatst met de status ‘verhoogd’. Deze plaatsing is gebaseerd op de indicaties ‘vluchtgevaarlijk (aanwijzing)’, ‘criminele organisatie’, ‘mediagevoelig’, ‘levenslang’ en ‘voortgezet crimineel handelen in detentie’. Verder komt naar voren dat in de afgelopen maanden opvallende gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. In mei 2019 gedroeg verzoeker zich opvallend tijdens een bezoekmoment met een ex-gedetineerde en een andere bekende, toen hij een van de bezoekers stevig bij zijn nek vastpakte en de indruk wekte opdrachten uit te zetten. In augustus 2019 kreeg de directeur een melding dat er voorbereidingen op handen waren om de buitenmuur van de inrichting op te blazen en dat verzoeker ‘soldaten’ aan het ronselen zou zijn. In oktober 2019 werd via Meld Misdaad Anoniem de melding gemaakt dat op de afdeling waar verzoeker verblijft, een gedetineerde een vuurwapen zou willen invoeren. Op 30 januari 2020 volgde uit ambtelijk verkregen informatie van de directeur dat ernstige vermoedens bestonden dat een poging tot ontvluchting zou plaatvinden vanuit de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, waarbij geweld niet zou worden geschuwd. Hierbij zou sprake zijn van gijzeling van personeel, indien dit nodig zou worden geacht, het gebruik van (zware) vuurwapens, explosieven, hulp van binnen door medegedetineerden en personeel, hulp van buiten, snelle auto’s en het bezit van meerdere telefoons. De directeur geeft aan dat nog steeds onderzoek wordt verricht en dat de toezichtmaatregelen daarom zijn opgelegd voor een kortere periode dan gebruikelijk.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter wordt uit de bestreden beslissing de noodzaak voor het opleggen van de toezichtmaatregelen voldoende aannemelijk nu hieruit blijkt dat de directeur beschikt over informatie met betrekking tot een mogelijke poging tot ontvluchting van verzoeker. De voorzitter overweegt dat voldoende aannemelijk is geworden dat de directeur een eigen belangenafweging heeft gemaakt. De directeur heeft de bestreden beslissing genomen op grond van de hem beschikbare informatie in combinatie met zijn verantwoordelijkheid voor verzoekers veiligheid en de veiligheid binnen de inrichting. Ook volgt uit de bestreden beslissing dat de directeur verzoeker heeft gehoord voorafgaand aan het opleggen van de toezichtmaatregelen, en dat met het oog op het lopende onderzoek de toezichtmaatregelen voor de relatief kortere periode van een maand zijn opgelegd. De voorzitter gaat ervan uit dat indien het onderzoek hier aanleiding voor geeft, de toezichtmaatregelen zullen worden afgeschaald. Gelet op het vorenstaande acht de voorzitter de bestreden beslissing van de directeur niet zodanig onredelijk of onbillijk dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 17 februari 2020.

 

 

 

 

 

 

secretaris                                                       voorzitter

Naar boven