Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4741/GM, 25 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:25-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/4741/GM

 

betreft: [klager]            datum: 25 maart 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingstandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 17 juli 2019 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2020, gehouden in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad te Westzaan, is klager gehoord. De raadsvrouw van klager, mr. M.F.M. Ortner, heeft bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. De inrichtingstandarts verbonden aan de p.i. Veenhuizen is niet verschenen.

Als toehoorder bij de zitting was aanwezig […], medewerker bij de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 21 en 30 mei 2019, betreft klagers onvrede over de behandelwijze van de tandarts.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingstandarts

Klager heeft het volgende aangevoerd. Klager heeft gaatjes in zijn gebit. Hij wil naar een tandarts, maar niet naar de tandarts van de inrichting. Dat is volgens klager een beul. Klager wordt gek van de pijn; hij is tweemaal geboord door de tandarts van de locatie Norgerhaven en telkens komt de pijn terug. Klager heeft daarop de kies laten trekken. Na één bezoek aan de tandarts van de locatie Esserheem was de pijn weg. Klager vertrouwt de tandarts van de locatie Norgerhaven niet meer. De ernstige klachten zijn weg, maar klager wil nog wel verder geholpen worden.

Klager klaagt over de gehele behandeling. Klager heeft zeven of acht maanden geleden voor het laatst contact gehad met de inrichtingstandarts. Klager ondervindt pijnklachten, vooral als hij koude of warme dranken drinkt. Klager kan wel op eten kauwen, maar dan is het nog steeds gevoelig. Het probleem met de wortel is inmiddels opgelost. Klagers einddatum van zijn detentie is 17 juli 2020. Hij heeft dan nog wel een andere straf van vijf maanden openstaan. Klager is vanaf 2018 gedetineerd. 

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. De tandarts was niet op de hoogte van de klacht en heeft hierdoor en vanwege het feit dat klager niet is verschenen op 3 juni 2019 geen gelegenheid gehad het nodige voor klager te doen. De tandarts heeft medisch-tandheelkundig zorgvuldig en niet verwijtbaar gehandeld. Dit wordt door andere tandartsen onderschreven. Op het gebied van mondhygiëne is klager geïnstrueerd. Opvallend is dat klager graag naar een buitentandarts wil, hij slecht te spreken is over het hoofd zorg, de tandartsassistentie dom vindt en de tandarts een beul.

 

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 30, tweede lid, van de Pm dient het beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de mededeling van de tandheelkundig adviseur te worden ingediend. Het verslag van bemiddeling van de tandheelkundig adviseur is gedateerd 17 juli 2019 en het beroepschrift is gedateerd 13 september 2019 en op 17 september 2019 op het secretariaat van de Raad ontvangen. Het verslag van bemiddeling is blijkens de adressering gezonden naar de p.i. Ter Apel, waar klager op dat moment niet en volgens hem ook nooit heeft verbleven. Blijkens de door klager overgelegde verklaring is de schriftelijke mededeling van de Tandheelkundig Adviseur pas op 9 september 2019 aan hem uitgereikt. Klager kan derhalve in zijn beroep worden ontvangen.

De beroepscommissie begrijpt uit de toelichting van klager op zijn klachten dat zijn onvrede voornamelijk is gericht tegen het medisch handelen van de tandarts verbonden aan de locatie Norghaven. In de stukken heeft de beroepscommissie geen aanknopingspunten gevonden die duiden op medisch onzorgvuldig handelen van deze inrichtingstandarts. De omstandigheid dat klager na enkele behandelingen pijn heeft ondervonden, leidt zonder meer nog niet tot de conclusie dat deze behandelingen onzorgvuldig zouden zijn geweest. Het probleem met de wortel is later opgelost.

Het is wel van belang dat klager en de inrichtingstandarts goed met elkaar blijven communiceren. In dat verband is het de beroepscommissie opgevallen dat klager voor een langere periode niet naar de tandarts is geweest.

Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede geeft de beroepscommissie klager in overweging de problemen die hij nu nog ervaart toch met de tandarts te bespreken. Klager heeft duidelijk gemaakt verder te willen worden geholpen. Dat is zijn goed recht, maar het is dan ook in zijn belang gebruik te maken van de tandheelkundige voorzieningen in de inrichting. De focus blijven richten op een tandarts van buiten, garandeert nog niet dat de problemen tijdig zullen worden opgelost.  

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr. H.J.P. Kroeze, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 25 maart 2020

 

 

 

secretaris       voorzitter

 

Naar boven