Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4552/GM, 25 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:25-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

       

nummer:         R-19/4552/GM

 

betreft: [klager]            datum: 25 maart 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.S.J. Chorus, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 20 augustus 2019 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2020, gehouden in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad te Westzaan, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. B.N.R. Maenen. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Nieuwegein is niet ter zitting verschenen.

Als toehoorder bij de zitting was aanwezig […], medewerker bij de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 12 augustus 2019, betreft geen serieuze diagnostiek en medische behandeling ten aanzien van een bult in klagers lies.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager heeft een vuistgrote bult op zijn lies. Het is onduidelijk wat voor gezwel het hier betreft. Het zou mogelijk gaan om een liesbreuk of een vetbult die zich kwaadaardig aan het ontwikkelen is. Er heeft geen serieuze diagnostiek plaatsgevonden. Bijwerkingen van de medicatie zijn slapeloosheid, misselijkheid en duizeligheid. Klager is een keer flauwgevallen. Klager heeft zich meerdere malen tot de medische dienst gewend om zijn zorgen kenbaar te maken. Hij wordt echter aan het lijntje gehouden en voelt zich niet serieus genomen. Klager heeft de indruk dat de medische dienst wacht tot het einde van zijn detentie, zodat hij daarna zelf een arts kan consulteren. Klager ondervindt dagelijks pijn en ongemak. Het ontbreken van een concrete diagnose levert bij klager de nodige ongerustheid op. Er is sprake van een schending van artikel 10 IVBPR nu de medische dienst zijn klachten onvoldoende, dan wel onjuist heeft behandeld.

De einddatum van klagers detentie is in juli 2020. Klager heeft nog steeds last van de bult in de lies. Hij voelt geregeld steken. De medicatie, Trazodon, hielp niet en is daarop gestopt. Ook psychisch doet de vetbult klager iets. Er is met klager niet gesproken over een andere vorm van behandeling. Klager kon tijdens zijn verblijf in de BBI op de locatie Zuyder Bos naar de chirurg, maar hij wilde alleen met DV&O vervoerd worden om de kans op een terugval in alcoholmisbruik te voorkomen. Klager wil dat de veltbult wordt weggehaald. Hij maakt zich hier zorgen over. Het schijnt een ingreep te zijn van slechts 20 minuten.  

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Uit de stukken, waaronder het medisch dossier van klager, blijkt dat klager voor zijn klachten in zijn buikstreek en lies op 30 en 31 juli en 1 augustus 2019 is gezien door zowel de verpleegkundige als de huisarts. Klager is onderzocht waarbij als mogelijke oorzaak van de klachten is gedacht aan een liesbreuk. Na het onderzoek is geconcludeerd dat de zwelling, de beroepscommissie begrijpt dat dit de bult is waar klager op doelt, mogelijk een lipoom is. De beroepscommissie stelt vast dat klager na verloop van tijd niet meer op dat probleem is teruggekomen. Indien sprake is van een lipoom, dan is dat een aandoening waarvan de behandeling in beginsel valt onder uitstelbare zorg.

Gelet echter op de kennelijk aanwezige twijfel over de aard van de zwelling en de ongerustheid bij klager daarover, blijft onduidelijk waarom niet voor een vervolgonderzoek is gekozen, bijvoorbeeld door klager in te sturen naar het ziekenhuis voor het maken van een echo.

Daarom is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet geen aanleiding klager in aanmerking te laten komen voor een tegemoetkoming. Zij ziet in de gegrondverklaring voldoende genoegdoening voor klager.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 25 maart 2020

 

 

 

secretaris       voorzitter

 

Naar boven