Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5518/GB, 25 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:25-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5518/GB             

        

Betreft [klager]            Datum 25 maart 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 10 december 2019 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht om overplaatsing naar de PI Nieuwegein, omdat zijn familie (onder wie zijn kinderen) vanuit Utrecht momenteel problemen ervaren met het bezoeken van klager. Klagers ex-partner, kinderen, overige familie en vrienden wonen allemaal in Utrecht en omgeving. Vooral voor klagers twee jonge kinderen is het belangrijk dat zij hem met regelmaat kunnen bezoeken. Klagers bezoekmoment is op vrijdagochtend om 10:30 uur. Klagers schoolgaande kinderen kunnen hem op dit tijdstip in principe niet bezoeken. Als zij hem komen bezoeken, zijn ze in totaal vier uur onderweg en missen ze daardoor een schooldag. De reisafstand brengt ook hoge kosten met zich mee. De reisafstand en de reistijd maken dat bezoek steeds moeilijker wordt, en in de toekomst wellicht onmogelijk zal worden. Bij overplaatsing naar de PI Nieuwegein is de totale reistijd voor klagers bezoek slechts één uur. Het bezoek kan hierdoor regelmatiger plaatsvinden en klagers kinderen hoeven dan ook geen school meer te missen.

Het is voor het transport naar de zittingen bij de rechtbank Rotterdam ook praktischer om klager naar de PI Nieuwegein over te plaatsen. De zaaksofficier van justitie heeft ter zitting laten weten geen bezwaar te hebben tegen de overplaatsing. Detentie op basis van het beginsel van regionalisering kan bijdragen aan de voorbereiding op de terugkeer in de maatschappij. Dit kan het beste plaatsvinden wanneer klager in de PI Nieuwegein wordt geplaatst.

Klager heeft in juli 2018 in Utrecht een aannemersbedrijf opgericht. Hij is ondernemer en eigen baas. Klager werkt alleen met zzp’ers en er is niemand die hem gedurende zijn detentie kan vervangen. Als klager alle lopende opdrachten kwijt raakt, loopt de continuïteit van zijn onderneming ernstig gevaar. Hij heeft belang bij een goede voortzetting van zijn onderneming, nu zijn gezin volledig afhankelijk is van het inkomen dat gegenereerd wordt met de onderneming. Klager kan zijn bedrijfsvoering vanuit de PI Nieuwegein gemakkelijker voortzetten.

In aanvulling op zijn beroepschrift heeft klager nog kenbaar gemaakt overgeplaatst te willen worden naar de PI Dordrecht als er in de PI Nieuwegein geen plaats beschikbaar is. De PI Dordrecht is voor zijn vriendin en kinderen al een stuk beter te bereiken. Klagers medeverdachten zijn niet in de PI Dordrecht gedetineerd. Bovendien is deze inrichting gelegen in het arrondissement van vervolging.

 

Standpunt van verweerder

Klager is op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (hierna: de Regeling) geplaatst in het HVB van de PI Middelburg. Hij is preventief ingesloten voor het arrondissementsparket Rotterdam. De eerste plaatsing van een voorlopig gehechte gedetineerde die in afwachting is van berechting in eerste aanleg, geschiedt in een HVB bij voorkeur gelegen in of toegewezen aan het arrondissement van vervolging. Eventuele problemen ten aanzien van het bezoek zijn inherent aan het ondergaan van detentie en vormen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium.

Het Openbaar Ministerie (OM) toetst – bij een verzoek tot overplaatsing – slechts of medeverdachten in de inrichting van voorkeur verblijven. Het feit dat het OM geen bezwaar heeft tegen klagers overplaatsing wil niet zeggen dat er van het gevoerde beleid moet worden afgeweken. De PI Middelburg is niet op de hoogte van het advies van het OM en heeft voor het opstellen van het selectieadvies ook geen advies bij het OM opgevraagd. Een kortere reistijd vanuit de inrichting naar de rechtbank vormt volgens de regelgeving geen reden voor overplaatsing. Als klager wordt overgeplaatst naar de PI Nieuwegein, houdt hij een cel bezet voor een verdachte die volgens artikel 24 van de Regeling aldaar moet worden geplaatst.

Klagers vriendin woont in Dordrecht. De reistijd van Dordrecht naar de PI Middelburg is zowel met het openbaar vervoer als met eigen vervoer niet onredelijk te noemen. Klager is niet verstoken van bezoek. Het gemakkelijker ontvangen van bezoek is in het kader van de achtergrond en het doel van het geldende beleid onvoldoende zwaarwegend om tot een wijziging van het eerdere besluit te komen. Verwezen wordt naar RSJ 14 november 2019, R-19/4500/GB.

Klager heeft zijn stelling dat zijn bedrijfsvoering vanuit de PI Nieuwegein makkelijker zou verlopen dan vanuit de PI Middelburg op geen enkele manier onderbouwd.

Klagers nieuwe overplaatsingsverzoek is doorgezonden naar de directeur van de PI Middelburg, omdat het niet mogelijk is om in een bezwaarprocedure of beroepsprocedure een nieuw verzoek te doen. Verweerder kan pas over zo’n verzoek beslissen als het dossier compleet is. Een selectieadvies maakt onderdeel uit van het dossier.

 

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in het HVB van de PI Middelburg. Hij wil graag worden overgeplaatst naar het HVB van de PI Nieuwegein, omdat zijn familie (onder wie zijn kinderen) hem dan makkelijker en vaker kunnen bezoeken en hij de bedrijfsvoering van zijn eigen bedrijf kan voortzetten.

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst. Klager wordt vervolgd door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. Hij verblijft in het HVB van de PI Middelburg dat niet gelegen is in het arrondissement van vervolging. Klager is dus niet overeenkomstig de Regeling geplaatst. Klager verzoekt echter om overplaatsing naar een inrichting die evenmin in het arrondissement van vervolging ligt, dus zijn verzoek vindt ook geen steun in de Regeling.

 

Familiebezoek

Uit het selectieadvies en de overgelegde bezoekerslijsten van het HVB van de PI Middelburg blijkt dat klager geregeld bezoek van zijn (ex-)vriendin en kinderen ontvangt en dat zij in Dordrecht wonen. Het is niet duidelijk wie hem vanuit Utrecht zouden willen bezoeken. Overplaatsing naar het HVB van de PI Nieuwegein ligt in het kader van zijn bezoek daarom niet voor de hand.

 

Bedrijfsvoering

Klager heeft zijn problemen met betrekking tot de voortzetting van zijn onderneming onvoldoende geconcretiseerd. Het is daarbij onvoldoende duidelijk van wie klager zakelijk bezoek zou willen ontvangen en waarvoor.

De beroepscommissie merkt tot slot op dat het door klager ingediende nieuwe verzoek tot overplaatsing naar de PI Dordrecht in dit beroep niet aan de orde is, omdat hij dit verzoek pas in (aanvulling op het) beroep heeft gedaan. Verweerder zal afzonderlijk op het nieuwe verzoek beslissen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 25 maart 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M. Iedema, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven