Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5365/GB, 23 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:23-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/5365/GB

Betreft: [klager]            datum: 23 maart 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.M. Buchel, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 25 november 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1. De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem vanuit het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel ongegrond verklaard.

 

2. De feiten

Klager is sinds 6 februari 2015 gedetineerd. Hij verbleef in het PPC van het CTP Veldzicht. Op 27 september 2019 is hij geplaatst in de  gevangenis van de p.i. Ter Apel. Op 18 oktober 2019 is klager geselecteerd voor het PPC Vught, waar hij vanaf 23 oktober 2019 verbleef. Sinds 27 december 2019 verblijft hij (weer) in de gevangenis van de p.i. Ter Apel.

 

3. De standpunten

3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Het beroep is gericht tegen de beslissing om klager over te plaatsen vanuit het PPC van het CTP Veldzicht, via de p.i. Ter Apel, naar het PPC Vught. Klager wil graag worden teruggeplaatst in het PPC van het CTP Veldzicht. Klager is in het PPC van het CTP Veldzicht geplaatst, omdat sprake is van complexe psychische problematiek. De behandelmogelijkheden in het PPC van het CTP Veldzicht sluiten meer aan op de problematiek van klager dan de behandelmogelijkheden binnen het PPC Vught. In het PPC van het CTP Veldzicht waren concrete behandelplannen, terwijl klager zich in het PPC Vught weer in de fase van diagnostiek en observatie bevindt. Klager is op grond van een enkel incident vanuit het PPC van het CTP Veldzicht overgeplaatst. Dit is niet proportioneel en de oorzaak van het incident is bovendien gelegen in de problematiek van klager. Bij de totstandkoming van de beslissing heeft geen belangenafweging plaatsgevonden en is er onvoldoende oog geweest voor andere mogelijke oplossingen. De stelling dat klager niet meer te handhaven zou zijn in het PPC van het CTP Veldzicht is overtrokken. De plaatsing in het PPC Vught doet klager en zijn psychische problemen alles behalve goed. Klager verzoekt te worden teruggeplaatst in het PPC van het CTP Veldzicht en om een tegemoetkoming voor de periode dat hij ten onrechte in de p.i. Ter Apel en in het PPC Vught heeft verbleven.

3.2. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Het beroep is gericht tegen de ongegrondverklaring van het bezwaarschrift van 25 november 2019. Nu klager alleen bezwaar heeft ingediend tegen de overplaatsing vanuit het CTP Veldzicht naar de p.i. ter Apel, is alleen voornoemde beslissing in onderhavige beroepsprocedure aan de orde.

Tegen de beslissing tot overplaatsing van klager naar het PPC Vught dient eerst bezwaar te worden gemaakt. 

Uit het selectieadvies van de directeur van het CTP Veldzicht volgt (kort gezegd) dat  in de maanden voorafgaand aan het opstellen van het advies de vijandige houding van klager richting het behandelteam toenam, de samenwerkingsrelatie verslechterde en hij meer conflicten veroorzaakte, voortkomend uit een toename van behandeldruk. Daarnaast leek klager getreiterd te worden door (een) medepatiënt(en), waardoor zijn boosheid toenam. Besloten is de behandeling binnen het PPC van het CTP Veldzicht te staken, vanwege het hoge risico op gewelddadig gedrag richting een medepatiënt. Waargenomen werd dat klager onvoldoende heeft kunnen profiteren van het behandelaanbod, ondanks dat hij wel zijn best hiervoor deed. Hierop heeft de directie zorg en behandeling aangegeven dat het verblijf van klager in het PPC niet langer geïndiceerd is en is verzocht klager over te plaatsen naar een reguliere gevangenis. Nu klager geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, is hij conform het geldende beleid in de p.i. Ter Apel geplaatst, waarbij is geadviseerd klager op een extra zorgvoorziening (EZV) te plaatsen. De bestreden beslissing is op juiste gronden genomen.

3.3. Hierop is namens klager als volgt gereageerd.

Klager heeft nog altijd de wens te worden teruggeplaatst naar het PPC van het CTP Veldzicht en benadrukt dat hem daar allerlei therapieën beloofd zijn, die nooit van start zijn gegaan. Hij herkent de door de Minister geschetste situatie niet. Er zijn verschillende indicaties waaruit volgt dat klager wel degelijk voor behandeling in aanmerking dient te komen. De agressie-incidenten wijzen op agressie regulatieproblemen waarvoor klager juist therapie nodig heeft. Een PPC-indicatie dient te worden afgegeven door een psycholoog/psychiater en niet – zoals in onderhavige geval – door de directie, nu de directie niet beschikt over de juiste psychische kennis. Dat er geen PPC-indicatie meer was, wordt bovendien niet onderbouwd door bijvoorbeeld een rapport van de psycholoog/psychiater. De bestreden beslissing voldoet daarom niet aan de eis van zorgvuldige besluitvorming en de motiveringsvereisten.

4. De beoordeling

4.1. De beroepscommissie stelt voorop dat in onderhavige beroepsprocedure enkel aan de orde is de ongegrondverklaring van het bezwaarschrift van klager, dat was gericht tegen de beslissing om hem vanuit het PPC van het CTP Veldzicht te plaatsen in de gevangenis van de p.i. Ter Apel. Het beroepschrift is met name gericht tegen de beslissing om klager uit het PPC van het CTP Veldzicht te plaatsen, omdat klager baat zou hebben bij de daar geboden behandelingen. Dat onderdeel zal de beroepscommissie dan ook beoordelen. Het onderdeel van het beroep dat is gericht tegen de beslissing om klager over te plaatsen naar het PPC Vught, wordt buiten beschouwing gelaten.

4.2. Op 26 september 2019 heeft de directeur van het CTP Veldzicht een selectieadvies opgesteld. Hieruit blijkt dat de behandeling in het PPC zal worden gestaakt, vanwege het hoge risico op gewelddadig gedrag richting een medepatiënt. Klager heeft sinds zijn binnenkomst op 22 mei 2018 behandeling gekregen voor het omgaan met boosheid en agressie, maar heeft hier onvoldoende van kunnen profiteren ondanks dat hij wel zijn best doet. Door de toenemende behandeldruk, is het risico op recidief gewelddadig gedrag toegenomen. Geadviseerd wordt om de PPC-indicatie op te heffen en klager terug te plaatsen in een reguliere inrichting.

4.3. De beroepscommissie leidt uit het selectieadvies af dat het behandelteam in het PPC van het CTP Veldzicht concludeert dat een impasse is ontstaan in de behandeling van klager en dat het voor klager geen behandelmogelijkheden meer ziet in het betreffende PPC, mede vanwege een conflict met een medegedetineerde. De beroepscommissie maakt uit het advies evenwel niet op dat er geen behandelmogelijkheden meer waren in een (ander) PPC, terwijl klager – zo blijkt uit het selectieadvies en het beroepschrift – wel gemotiveerd is om behandelingen te ondergaan. De beslissing om klager uit het PPC van het CTP Veldzicht te plaatsen en daarmee zijn behandeling geheel te beëindigen, is enkel gebaseerd op de informatie onder 4.2. De beslissing is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen en dient in het licht van het voorgaande als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt.

4.4. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal de Minister opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

5. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W.  Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 23 maart 2020.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven