Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4942/GB, 26 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:26-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/4942/GB

Betreft: [klager]            datum: 26 maart 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.W.M. Hopmans, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 9 oktober 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 14 december 2013 gedetineerd en heeft op 6 april 2018 een gevangenisstraf opgelegd gekregen voor de duur van zestien jaren en zeven maanden. Hij verbleef sinds 19 maart 2019 in de p.i. Ter Apel. Bij besluit van 24 juli 2019 is klager geselecteerd voor de BPG-afdeling van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt en waar hij tot op heden verblijft. 

 

3.         De standpunten

3.1.      Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

De redenen die ten grondslag liggen aan de beslissing tot selectie voor de BPG, kunnen de beslissing niet dragen. Wat in de stukken staat geschreven klopt niet. Het is voor klager lastig, zo niet onmogelijk, om wat is opgeschreven te ontkrachten. Sinds klager heeft aangegeven dat hij graag naar Zuyder Bos terug zou willen, gaat het mis. Het is juist dat er contrabande bij klager is aangetroffen. Hij had de beschikking over een telefoon, één ijzerzaag en een tattoo-apparaat. Dat heeft klager ook toegegeven. Ook is hij een keer gepakt met vijf pillen. Maar klager heeft vanaf het begin aangegeven dat een deel van de in de beslissing van verweerder genoemde goederen niet bij hem aangetroffen is. Die goederen zijn van een medegedetineerde die fonetisch dezelfde naam heeft als klager. Ook vanwege de inhoud van het beschikbare rapport valt te twijfelen aan de goederen die aan klager zouden zijn toe te schrijven. De ijzerzaag wordt niet genoemd in het rapport. Er is geen bewijs dat klager een tweede ijzerzaag heeft gehad.

Klager ontkent dat hij iemand zou hebben bedreigd. Hij is een rustig persoon en hij gedraagt zich correct. Als klager wordt aangevallen, dan reageert hij wel en wanneer hij ten onrechte wordt beschuldigd gaat hij in discussie. Hij herkent zich niet in het van hem geschetste beeld. Klager kwalificeert de in de stukken genoemde potentiële plannen om te ontsnappen als ‘bullshit’. De gewelddadige foto’s dateren van 2016 en zijn al eens eerder tegen klager gebruikt. Telkens worden dezelfde dingen met betrekking tot klager aangehaald, terwijl het gaat om zaken die jaren geleden zijn gebeurd. De BPG-plaatsing kwam voor klager vanuit het niets. Klager ervaart de overplaatsing als een aantasting van zijn persoonlijke en lichamelijke integriteit. Bij klager is geen sprake van een beheersrisico en daarom voldoet hij niet aan de criteria voor plaatsing. De beslissing moet daarom als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Van klager wordt gezegd dat hij geen openheid van zaken geeft. Dat moet zo worden gezien, dat hij soms niets zegt omdat hij anderen niet wil verraden. Klager verzoekt overplaatsing alsook een tegemoetkoming. 

 

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Bij klager zijn op 15 mei 2019 bij controle op cel gedragsbeïnvloedende middelen gevonden, namelijk een tattoo-apparaat, een mobiele telefoon met oplader, zeven micro-SD kaarten met als inhoud foto’s van inrichtingen, geweldsfoto’s en compromitterende opnames van klagers bezoekmomenten zonder toezicht en een ijzerzaag. Tijdens vervoer naar de passantencel, heeft klager meerdere doodsbedreigingen geuit richting personeelsleden. Op 16 juli 2019 zijn bij celcontrole XTC pillen, een telefoon met beeldmateriaal en oplader, een aangeslepen mes, een ijzerzaag en wederom een tattoo-apparaat aangetroffen. Aan een bij klager gevonden radio zat een kabel die klager niet in zijn bezit mocht hebben. Klager kan in korte tijd in bezit komen van voormelde contrabande. Van een persoonsverwisseling als door klager gesuggereerd, is geen sprake. Er mag worden uitgegaan van de resultaten van het onderzoek als gedaan door de p.i. Klager heeft een aantal goederen op cel gehad, die hij niet in zijn bezit mocht hebben.

In de periode 2018/2019 heeft klager dertien andere disciplinaire straffen opgelegd gekregen voor, met name, bezit van contrabande. Er is geprobeerd klager ondanks alle incidenten in de inrichting te houden. Klager vertoont echter gedrag dat angst en weerspannigheid oproept bij medegedetineerden en personeel. Klager wordt bozer in de omgang en vertoont agressief gedrag richting anderen en is moeilijk aanspreekbaar. In juli 2019 heeft klager rapport gekregen voor het bedreigen van een medewerker. De indruk bestaat dat klager anderen inzet om doelen te behalen met betrekking tot de invoer van contrabande. Op de leefafdeling is zichtbaar dat anderen klussen voor klager willen doen. Klager is in februari en juli 2018 overgeplaatst in verband met de orde en veiligheid in de inrichting, deze overplaatsing vond ook plaats in verband met contrabande. Het bezit van communicatiemiddelen met beeldmateriaal en ijzerzagen maken het aannemelijk dat klager plannen heeft zich te onttrekken aan detentie. Klager heeft geen openheid van zaken gegeven. Daarnaast heeft klager personeel bedreigd. Gelet hierop, is voldoende reden voor plaatsing op de BPG.

 

4.         De beoordeling

4.1.      In een BPG-afdeling geldt een individueel regime. Op grond van artikel 11 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een individueel regime gedetineerden worden geplaatst die niet in staat of ongeschikt zijn om in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven, omdat zij een ernstig beheersrisico vormen. Dit beheersrisico kan het gevolg zijn van:

-           hun persoonlijkheid;

-           hun gedrag;

-           andere persoonlijke omstandigheden;

-           de aard van het door hen gepleegde delict; of

-           de aard van het delict waarvan zij worden verdacht dit te hebben gepleegd.

 

4.2.      Klager is op de BPG-afdeling geplaatst omdat hij – kort gezegd – in een korte periode meermalen in bezit is gekomen van diverse soorten contrabande, waarvan onderdelen kunnen worden gelinkt aan een ontsnappingspoging, en gedrag vertoonde dat angst en weerspannigheid opriep bij medegedetineerden. Ook heeft klager volgens de stukken een medewerker van de inrichting bedreigd. Klager heeft in dat kader naar voren gebracht dat niet alle contrabande aan hem toebehoren omdat sprake is van een persoonsverwisseling en hij ontkent iemand te hebben bedreigd. De beroepscommissie ziet onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de informatie uit het dossier.

De selectiefunctionaris heeft het gedrag van klager zoals dat in de stukken naar voren komt in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie voor plaatsing in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap.  

 

4.3.      Gelet op het bovenstaande kon tot de conclusie worden gekomen dat klager een ernstig beheersrisico vormde, dat zijn gedrag in een regulier regime niet langer kon worden bijgestuurd en dat plaatsing van klager op de BPG-afdeling noodzakelijk was. De beslissing van de Minister kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. 

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M. Iedema, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 26 maart 2020

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven